4.
"Bestuurdersassistent"
5.
"Veiligheid en waarschuwingen"
6.
"Lane Change Warning"
7.
"Stuuringreep"
Weergave in het
instrumentenpaneel
Sym-
Betekenis
bool
Afhankelijk van de uitrusting en na-
tionale uitvoering:
Symbool brandt groen: het systeem
is ingeschakeld.
Er kunnen waarschuwingen en evt.
stuuringrepen binnen de systeem-
beperkingen ontstaan.
Afhankelijk van de uitrusting en na-
tionale uitvoering:
Symbool brandt grijs: het systeem
is ingeschakeld.
Er kunnen tijdelijk geen waarschu-
wingen worden gegeven. Er is niet
voldaan aan minstens één functie-
voorwaarde, bijv. de minimumsnel-
heid is niet bereikt.
Afhankelijk van de uitrusting en na-
tionale uitvoering:
Symbool brandt geel, eventueel sa-
men met een Check-Control-mel-
ding: het systeem is beperkt of uit-
gevallen.
Afhankelijk van de uitrusting en na-
tionale uitvoering:
Symbool brandt geel: het symbool
is uitgeschakeld.
Afhankelijk van de uitrusting en de nationale
uitvoering wordt de informatie van de Automa-
tic Formation of Emergency Lane in Assisted
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Veiligheid
View van het instrumentenpaneel weergege-
ven.
Meer informatie:
Assisted View, zie pagina 160.
Waarschuwingsfunctie
Lampje in buitenspiegel
Het lampje in de buitenspiegel waarschuwt
voor een mogelijke botsing.
Voorwaarschuwing
Het gedimde lampje in de buitenspiegel geeft
aan dat zich voertuigen in de dode hoek bevin-
den of van achteren naderen.
Acute waarschuwing
Bij een acute waarschuwing gaat het stuurwiel
kort trillen en begint het lampje in de buiten-
spiegel fel te knipperen.
Een acute waarschuwing wordt gegeven als
aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
▷
Een ander voertuig bevindt zich in het kri-
tieke gebied.
▷
Het eigen voertuig nadert de andere rijst-
rook.
▷
Afhankelijk van de systeeminstelling, wan-
neer de richtingaanwijzer is ingeschakeld.
De waarschuwing wordt beëindigd wanneer
het andere voertuig het kritieke gebied heeft
verlaten.
BEDIENING
199