BEDIENING
Luchtverdeling
Algemeen
De luchtverdeling kan naar gelang de behoefte
worden ingesteld.
Luchtverdeling instellen
1.
"KLIMAAT MENU"
2.
Luchtverdeling.
3.
Gewenste instelling selecteren.
De geselecteerde luchtverdeling wordt weer-
gegeven.
SYNC-programma
Principe
Als het SYNC-programma actief is, kan de
temperatuurinstelling van de bestuurderszijde
worden overgedragen naar de passagiers-
zijde.
SYNC-programma inschakelen/
uitschakelen
1.
"KLIMAAT MENU"
2.
"SYNC"
Het programma wordt automatisch uitgescha-
keld als de temperatuurinstelling aan de pas-
sagierszijde wordt gewijzigd.
Ontwasemingsfunctie
Principe
Met de ontwasemingsfunctie worden ijs en
condens snel van de voorruit en de voorste zij-
ruiten verwijderd.
272
Klimaatregeling
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Algemeen
Voor de verwijdering van ijs en condens wor-
den de luchthoeveelheid en de luchttempera-
tuur automatisch geoptimaliseerd.
De luchtverdeling wordt op de voorruit en de
voorste zijruiten uitgelijnd.
Bij het beslaan van de ruiten het automatische
programma inschakelen om de voordelen van
de condenssensor te benutten. Ervoor zorgen
dat er lucht naar de voorruit kan stromen.
Ontwasemingsfunctie inschakelen/
uitschakelen
Toets indrukken.
De led van de toets brandt bij een inge-
schakeld systeem.
Achterruitverwarming
Principe
Met de achterruitverwarming worden ijs en
condens snel van de achterruit verwijderd.
Voorwaarden voor een correcte
werking
De gereedheid of rijden-stand-by is ingescha-
keld.
Achterruitverwarming inschakelen/
uitschakelen
Toets indrukken.
De led brandt bij een ingeschakelde
achterruitverwarming.
De achterruitverwarming wordt na enige tijd
automatisch uitgeschakeld.