Voorwaarden voor een correcte
werking
▷
Om het traject zonder onderbreking op te
slaan, voorwaarts rijden.
▷
Niet sneller dan 35 km/h rijden om het tra-
ject op te slaan.
▷
Rijden met een aanhangwagen niet be-
schikbaar.
Achteruitrijden met
geautomatiseerde besturing
1.
Rijden-stand-by inschakelen.
2.
Bij een stilstaand voertuig de toets
indrukken of de achteruitversnelling inscha-
kelen.
De weergave van de Park Assistant-syste-
men wordt weergegeven.
3.
"Achteruitrijassistent starten"
Op de controledisplay en in het instrumen-
tenpaneel wordt de lengte van het opgesla-
gen traject weergegeven.
Evt. de aanwijzingen op de controledisplay
of in het instrumentenpaneel volgen.
4.
Handen van het stuurwiel nemen en met
het rijpedaal en de rem voorzichtig achter-
uitrijden.
Groen: het systeem neemt de besturing
over.
Bij het achteruitrijden op de omgeving van
het voertuig letten.
Bij hindernissen onmiddellijk stoppen en
het voertuig zelf overnemen. Op de aanwij-
zingen van de Distance Control letten.
5.
Kort voor het einde van het opgeslagen tra-
ject klinkt een geluidssignaal en wordt een
melding weergegeven.
Ten laatste wanneer de auto het normale
wegverkeer heeft bereikt, moet u stoppen
en de besturing zelf overnemen, bijv. door
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Parkeren
een voorwaartse versnelling in te schake-
len.
Achteruitrijhulp handmatig
annuleren
De ondersteuning bij het achteruitrijden van de
achteruitrijhulp kan handmatig worden gean-
nuleerd:
"Annuleren"
Achteruitrijhulp automatisch
annuleren
Het systeem wordt in de volgende situaties
automatisch afgebroken:
▷
Bij het vasthouden van het stuur of als er
zelf wordt gestuurd.
▷
Bij het schakelen uit de achteruitversnelling
naar een andere keuzehendelstand.
▷
Bij het activeren of ingrijpen van rijhulpsys-
temen.
▷
Na langere tijd bij een stilstaand voertuig.
▷
Bij het verlaten van de opgeslagen rijstrook
bij het achteruitrijden, bijv. bij de maximale
stuuruitslag.
▷
Bij het overschrijven van de weergave op
het Control Display door meldingen.
▷
Op een gladde ondergrond.
▷
Bij het rollen van het voertuig, bijv. op een
helling.
▷
Bij gewijzigde omgevingsomstandigheden.
▷
Bij een bezet stopcontact van de aanhang-
wagen of een geactiveerde aanhangwa-
genmodus.
▷
Bij snelheden boven circa 10 km/h.
Grenzen van het systeem
▷
De maximumsnelheid bij het achteruitrijden
is begrensd op ca. 10 km/h.
Bij een snelheid van ca. 7 km/h wordt een
waarschuwing gegeven.
BEDIENING
265