Meer informatie:
Rechts-/linksrijdend verkeer, zie pagina 174.
Voorwaarden voor een correcte
werking
▷
Automatische verlichtingsregeling is geacti-
veerd.
▷
Dimlicht is ingeschakeld.
Grootlichtassistent activeren
1.
"MENU"
2.
"Auto-apps"
3.
"Buiten-verlichting"
4.
"Overige instellingen"
5.
"Grootlichtassistent"
Bij ingeschakeld dimlicht brandt het
controlelampje in het instrumentenpa-
neel.
De verandering tussen dimlicht en grootlicht
wordt automatisch uitgevoerd.
Het blauwe controlelampje in het in-
strumentenpaneel brandt, als het
grootlicht door het systeem wordt inge-
schakeld.
Bij het onderbreking van de rit met geacti-
veerde grootlichtassistent: als de rit wordt
voortgezet, wordt de grootlichtassistent verder
geactiveerd.
Bij het handmatig in- en uitschakelen van het
dimlicht wordt de grootlichtassistent gedeacti-
veerd.
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Verlichting
Om de grootlichtassistent opnieuw te active-
ren, de schakelaar op de knipperlichthendel
naar voor drukken, pijl 1.
Grootlichtassistent deactiveren
De knipperlichthendel naar voren duwen, pijl 1
of bij ingeschakeld grootlicht naar achteren
trekken, pijl 2.
Als de grootlichtassistent via iDrive werd geac-
tiveerd, is de handeling met de knipperlicht-
hendel niet mogelijk.
Grenzen van het systeem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke be-
slissing over het gebruik van het grootlicht niet
vervangen. In situaties waarin dit nodig is
daarom handmatig het grootlicht uitschakelen.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke
handeling nodig zijn:
▷
Bij extreem ongunstige weersomstandig-
heden zoals dichte mist of hevige neerslag.
▷
Bij de waarneming van verkeersdeelne-
mers met slechte eigen verlichting, zoals
voetgangers, fietsers, ruiters, karren, bij
BEDIENING
173