Algemeen
Radarsensoren bewaken vanaf een minimale
snelheid tot ca. 210 km/h het gebied naast het
voertuig.
De minimumsnelheid is landspecifiek en wordt
op de controledisplay weergegeven.
De camera achter de voorruit bepaalt de posi-
tie van de rijstrookbegrenzingen.
Als naast de auto bijv. een andere auto wordt
herkend waarmee een aanrijding van opzij
dreigt, helpt het systeem om een aanrijding te
voorkomen. Daarvoor waarschuwt het sys-
teem door een knipperende LED in de buiten-
spiegel, een Check-Control-melding en een tril-
lend stuurwiel. Evt. grijpt het systeem in met
een actieve stuurbeweging.
Veiligheidsvoorschriften
De veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
Botswaarschuwingssystemen in acht nemen.
Voorwaarden voor een correcte
werking
De rijbaanbegrenzingen moeten door de ca-
mera herkend worden om het waarschuwings-
systeem voor zijdelingse aanrijdingen met
stuuringreep te activeren.
Sensoren
Het systeem wordt via de volgende sensoren
aangestuurd:
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Veiligheid
▷
Camera achter de voorruit.
▷
Radarsensoren zijdelings voor.
▷
Radarsensoren zijdelings achter.
Side Collision Warning inschakelen/
uitschakelen
1.
"MENU"
2.
"Auto-apps"
3.
"Rij-instellingen"
4.
"Bestuurdersassistent"
5.
"Veiligheid en waarschuwingen"
6.
"Side Collision Warning"
7.
Gewenste instelling selecteren.
Sterkte van de stuurwieltrillingen
instellen
1.
"MENU"
2.
"Auto-apps"
3.
"Rij-instellingen"
4.
"Bestuurdersassistent"
5.
"Retourmeldingen op het stuurwiel"
6.
"Trillingssterkte"
7.
Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt voor alle botsingswaar-
schuwingssystemen overgenomen.
Weergaven in het
instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitrusting en de nationale
uitvoering wordt de informatie van de Automa-
tic Formation of Emergency Lane in Assisted
View van het instrumentenpaneel weergege-
ven.
Meer informatie:
Assisted View, zie pagina 160.
BEDIENING
201