MOBILITEIT
Aanwijzingen van de sneeuwkettingfabrikant
in acht nemen.
Bij uitvoeringen met bandenspanningscon-
trole: met sneeuwkettingen geen reset van de
bandenspanningscontrole uitvoeren, omdat dit
tot onjuiste weergaven kan leiden.
Bij uitvoeringen met bandenpechwaarschu-
wing: met sneeuwkettingen de bandenpech-
waarschuwing niet initialiseren, anders kunnen
onjuiste weergaven ontstaan.
Bij het rijden met sneeuwkettingen evt. de
wegrijdondersteuning activeren om de voort-
stuwing te optimaliseren.
Maximale snelheid met
sneeuwkettingen
Met sneeuwkettingen niet harder rijden dan
50 km/h.
Bandenspanningscontrole
Principe
De bandenspanningscontrole bewaakt de
bandenspanning en waarschuwt wanneer de
bandenspanning is gedaald.
Algemeen
Sensoren in de ventielen van de banden me-
ten de spanning en temperatuur van de ban-
den.
Afhankelijk van de gedetecteerde of inge-
voerde banden geeft het systeem op het Con-
trol Display de gewenste spanningswaarden
aan en vergelijkt deze met de huidige banden-
spanningswaarden.
Bij banden die niet op de bandenspannings-
waarden op de auto te vinden zijn, bijvoor-
beeld banden met een speciale vergunning,
moet het systeem actief worden gereset. Hier-
door wordt de actuele bandenspanning als ge-
wenste spanning overgenomen.
326
Wielen en banden
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Voor de bediening van het systeem ook de in-
formatie en opmerkingen in het hoofdstuk
Bandenspanning in acht nemen.
Meer informatie:
Bandenspanning, zie pagina 316.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
De weergave van de gewenste spanning ver-
vangt niet de bandenspanningswaarden op
de auto. Verkeerde gegevens in de banden-
instellingen leiden tot verkeerde gewenste
bandenspanningen. Er kan dan geen be-
trouwbare melding van een spanningsverlies
worden gegarandeerd. Er bestaat kans op
letsel of schade. Erop letten dat de grootten
van de gemonteerde banden correct worden
weergegeven en overeenstemmen met de
gegevens op de banden en de bandgege-
vens.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Voor het systeem moet aan de volgende voor-
waarden zijn voldaan, anders kan er geen be-
trouwbare melding van een spanningsverlies
worden gegarandeerd:
▷
Na elke band- of wielvervanging worden de
gemonteerde banden door het systeem
herkend, geactualiseerd en na een korte rit
op het Control Display weergegeven.
De gegevens van de gemonteerde banden
in de bandinstellingen invoeren wanneer de
banden niet automatisch door het systeem
worden herkend.
▷
De bandenspanningscontrole is pas na
meerdere minuten rijden actief: