Advertenties
BEDIENING
Weergave in het
instrumentenpaneel
Sym-
Betekenis
bool
Symbool brandt groen: het systeem
is ingeschakeld. Aan ten minste een
kant van het voertuig werd een rij-
baanbegrenzing herkend en er kun-
nen waarschuwingen worden gege-
ven.
Afhankelijk van de uitrusting en na-
tionale uitvoering:
Het systeem kan stuuringreep uit-
voeren.
Symbool brandt groen: het systeem
is ingeschakeld. Het voertuig staat
op het punt om over de rijbaanbe-
grenzing te rijden.
Afhankelijk van de uitrusting en na-
tionale uitvoering:
Het symbool brandt geel: het sym-
bool is ingeschakeld. Er is een sto-
ring opgetreden. Het systeem voert
geen stuuringrepen uit. Er kunnen
waarschuwingen worden gegeven.
Afhankelijk van de uitrusting en na-
tionale uitvoering:
Het symbool brandt grijs: het sys-
teem is ingeschakeld, maar is mo-
menteel niet beschikbaar. Er is niet
voldaan aan minstens één functie-
voorwaarde, bijv. de minimumsnel-
heid is niet bereikt. Het systeem
voert tijdelijk geen stuuringrepen uit.
Afhankelijk van de uitrusting en de nationale
uitvoering wordt de informatie van de Automa-
tic Formation of Emergency Lane in Assisted
View van het instrumentenpaneel weergege-
ven.
Meer informatie:
196
Veiligheid
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Assisted View, zie pagina 160.
Waarschuwingsfunctie
Bij het verlaten van de rijbaan
Als de auto de rijstrook verlaat en als er een rij-
baanbegrenzing wordt herkend, trilt het stuur
afhankelijk van de instelling van de stuurtrilling.
Bovendien begint het symbool te knip-
peren.
Als voor het veranderen van rijbaan de rich-
tingaanwijzer in de overeenkomstige richting
wordt ingeschakeld, wordt er geen waarschu-
wing gegeven.
Stuuringreep
Afhankelijk van de uitrusting en de landuitvoe-
ring: als in het snelheidsbereik tot 210 km/h
een rijbaanbegrenzing wordt overschreden,
grijpt het systeem naast de trilling evt. door
een actieve stuuringreep in. Het systeem on-
dersteunt de bestuurder om de auto binnen de
rijbaan te houden. De stuuringreep is in het
stuurwiel voelbaar en kan op elk moment
handmatig overstuurd worden. Bij een actieve
stuuringreep knippert de weergave op het in-
strumentenpaneel.
De stuuringreep wordt bijv. in de volgende si-
tuaties onderdrukt:
▷
Bij sterk accelereren of remmen.
▷
Bij richting aangeven.
▷
Bij een ingeschakelde alarmlichtinstallatie.
▷
In rijsituaties met een hoge rijdynamiek.
▷
De dynamische stabiliteitscontrole regelt.
▷
Onmiddellijk na een stuuringreep door de
voertuigsystemen.
▷
Bij het actief inscheren terug naar de eigen
rijbaan na een inhaalprocedure.
Waarschuwingsgeluid
Afhankelijk van de landuitvoering: wanneer het
systeem binnen 3 minuten meermaals actief
Advertenties
