Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Een brandend of knipperend TPMS
waarschuwingslampje mag nooit
genegeerd worden:
Blijven rijden terwijl het TPMS
waarschuwingslampje brandt of knippert
is gevaarlijk omdat een band kan klappen
waardoor een ongeluk kan gebeuren.
Neem zo snel mogelijk gepaste
maatregelen.
OPMERKING
Terwijl het TPMS systeem de bandposities
inleert, bijvoorbeeld direct nadat de
positie van een band is gewijzigd, worden
de bandenspanning en de bandenpositie
voorafgaand aan de wijziging getoond
totdat het systeem de nieuwe status heeft
ingeleerd. Daarom kan de
bandenspanning die wordt getoond voor
de bandenposities verschillen van de
werkelijke bandenspanning op de
bandenposities.
Te nemen maatregel
Stel de bandenspanning af op de juiste
bandenspanning.
Zie Bandenspanning op pagina 6-37.
Als er zich een probleem voordoet
OPGELET
Stel de bandenspanning af wanneer de
banden afgekoeld zijn. Aangezien de
bandenspanning in de banden
schommelt afhankelijk van de
temperatuur moet u de auto een uur niet
gebruiken of alleen een afstand van
maximaal 1,6 km afleggen voordat u de
bandenspanning afstelt. Wanneer de
bandenspanning wordt afgesteld terwijl
de banden warm zijn, kan de
bandenspanning na het afkoelen
afnemen tot onder de aangegeven
spanning waardoor het
waarschuwingslampje kan gaan
branden. Aangezien de bandenspanning
in de banden afneemt wanneer de
omgevingstemperatuur laag is, kan een
brandende TPMS waarschuwingslampje
uit gaan wanneer de
omgevingstemperatuur toeneemt. Stel
de bandenspanning altijd af wanneer de
banden afgekoeld zijn.
Nadat de bandenspanning is afgesteld,
gaat het TPMS waarschuwingslampje
uit. Wanneer het TPMS
waarschuwingslampje niet uit gaat, rijdt
u 3 minuten of langer met een snelheid
van ongeveer 25 km/h of hoger en
controleert u of het
waarschuwingslampje uit gaat.
Als het TPMS waarschuwingslampje blijft
branden, zelfs nadat de bandenspanning is
afgesteld, is een van de banden mogelijk
lek.
Zie Verwisselen van een lekke band op
pagina 7-27.
7-57