Download Print deze pagina

Mazda 3 Instructieboekje pagina 440

Advertenties

Gebruik de voorbumper niet om tegen
andere voertuigen of obstakels te duwen,
zoals bij het wegrijden uit een
parkeerruimte. Anders bestaat de kans
dat tegen de voorste radarsensor wordt
gestoten en dat de positie ervan gaat
afwijken.
De voorste radarsensor niet verwijderen,
demonteren of wijzigen.
Neem voor reparaties, vervangen van
onderdelen of spuitwerk rondom de
voorste radarsensor contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda-reparateur.
Geen wijzigingen aan de vering
aanbrengen. Als er wijzigingen aan de
vering worden aangebracht, kan dit de
hoogte van de auto veranderen en
bestaat de kans dat de voorste
radarsensor het voorliggende voertuig of
een obstakel niet correct kan bespeuren.
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de voorste
radarsensor voorliggende voertuigen of
obstakels niet correct kan bespeuren en
dat de systemen niet normaal
functioneren.
De radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger of
een auto met een laadbak die door een
canvaszeil is afgedekt, voertuigen met
een achterklep van hard plastic en
voertuigen met ronde vormen.
Voorliggende voertuigen die laag zijn
met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
i-ACTIVSENSE
Het uitzicht wordt verminderd als
gevolg van het opspatten van water,
sneeuw of zand van de banden van
een voorliggend voertuig op uw
voorruit.
Wanneer de bagageruimte beladen is
met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
IJs, sneeuw of verontreiniging op de
voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
Tijdens slechte weersomstandigheden,
zoals regen, sneeuw of zandstormen.
Bij het rijden in de buurt van
installaties of voorwerpen die
krachtige radiogolven uitzenden.
Onder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat de voorste radarsensor
voorliggende voertuigen of obstakels
niet kan bespeuren.
Het begin en het einde van een bocht.
Continu bochtige wegen.
Wegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
Het voorliggende voertuig komt in de
dode hoek van de radarsensor.
Het voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een ongeluk
of schade.
Wegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
Rijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
De afstand tussen uw auto en het
voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
Een voertuig komt plotseling dichtbij
zoals bij het snijden in de rijstrook.
Tijdens het rijden
4-247

Advertenties

loading