Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening
is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer
de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is.
Wanneer dus het verklikkerlichtje voor
lage bandenspanning gaat branden,
dient u te stoppen en uw banden zo
spoedig mogelijk te controleren en deze
op de juiste spanning te brengen. Rijden
met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan
oververhit raken van de band en
bandenpech veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, leidt tot snellere
slijtage van het bandenprofiel en kan de
bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS
systeem geen remedie biedt voor een
onjuist bandenonderhoud en het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
de juiste bandenspanning te handhaven,
ook als een te lage bandenspanning nog
niet het niveau heeft bereikt dat het
TPMS verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS
storingsindicator om aan te geven
wanneer het systeem niet correct
functioneert.
4-260
De TPMS storingsindicator is
gecombineerd met het verklikkerlichtje
voor lage bandenspanning. Wanneer het
systeem een storing bespeurt, gaat het
verklikkerlichtje gedurende ongeveer één
minuut knipperen en blijft vervolgens
continu branden. Deze volgorde blijft
voortduren telkens wanneer de auto
opnieuw gestart wordt voor zolang als
de storing blijft bestaan. Wanneer de
storingsindicator brandt, bestaat de kans
dat het systeem een lage
bandenspanning niet zoals bedoeld kan
opsporen of melden. Storingen in het
TPMS systeem kunnen zich voordoen om
uiteenlopende redenen, zoals het
vervangen of verwisselen van banden of
velgen op de auto welke verhinderen dat
het TPMS systeem juist kan functioneren.
Controleer steeds de TPMS
storingsindicator na het vervangen van
één of meer banden of velgen op uw
auto om er zeker van te zijn dat na het
vervangen of verwisselen van banden en
velgen het TPMS systeem juist blijft
functioneren.
Om foutieve aflezingen te voorkomen
neemt het systeem gedurende een korte
tijd steekproeven alvorens een probleem
te melden. Als gevolg zal een band die
snel leegloopt of plotseling lek is geraakt
niet onmiddellijk door het systeem
gemeld worden.