3. Het indicatielampje (groen) op de noodoproepschakelaar gaat langzaam knipperen (met
tussenpozen van 0,5 seconden) en er wordt een oproep gedaan naar het callcenter.
1. Groen
4. Wanneer de verbinding met het callcenter tot stand is gekomen, gaat het indicatielampje
(groen) wat sneller knipperen (met tussenpozen van 0,3 seconden) en begint de
verzending van de voertuiginformatie.
5. De pieptoon klinkt en de spraakoproep met het callcenter begint wanneer de verzending
van de voertuiginformatie is voltooid of nadat sinds het begin van de verzending
ongeveer 20 seconden zijn verstreken.
6. Als er geen verbinding kan worden gemaakt, gaat het indicatielampje (rood) branden en
gaat het indicatielampje (groen) snel knipperen (met tussenpozen van 0,15 seconden) en
klinkt tegelijkertijd de pieptoon.
Maak nogmaals een handmatige noodoproep.
1. Rood (Gaat branden)
2. Groen (Knippert)
OPMERKING
Als een oproep naar een callcenter niet wordt doorverbonden hoewel het indicatielampje
aangeeft dat een oproep mogelijk is, bel dan de politie of andere instantie op een andere
manier dan met het noodoproepsysteem.
Als er zich een probleem voordoet
Noodoproepsysteem
7-11