Gebruik altijd banden van het
voorgeschreven formaat voor alle wielen
en van hetzelfde merk, soort en
profielpatroon. Gebruik ook geen
banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto,
aangezien de kans bestaat dat het
systeem niet normaal functioneert.
De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over
een functie die verontreiniging van de
voorruit bespeurt en de bestuurder
informeert, echter, afhankelijk van de
omstandigheden is het mogelijk dat
plastic zakken, ijs of sneeuw op de
voorruit niet bespeurd worden. In
dergelijke gevallen kan het systeem niet
nauwkeurig een voorliggend voertuig
bepalen en bestaat de kans dat dit niet
normaal functioneert. Rijd altijd
voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
In de volgende gevallen kan de
vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct bespeuren, waardoor de
systemen niet normaal kunnen
functioneren.
De hoogte van het voorliggende
voertuig is laag.
U rijdt met dezelfde snelheid als het
voorliggende voertuig.
De koplampen zijn bij avond of tijdens
het rijden door een tunnel niet
ingeschakeld.
In de volgende gevallen bestaat de kans
dat de vooruitrijcamera (FSC)
doelobjecten niet correct kan bespeuren.
Bij slechte weersomstandigheden,
zoals regen, mist en sneeuw.
i-ACTIVSENSE
De ruitensproeier wordt gebruikt of de
voorruitenwissers worden niet
gebruikt wanneer het regent.
IJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of
vreemde bestanddelen zoals een
plastic zak die op de voorruit vastzit.
Vrachtwagens met lage laadbodems
en voertuigen met een buitengewoon
lage of hoge opbouw.
Bij het rijden langs muren zonder
patronen (zoals hekwerken en in de
lengte gestreepte muren).
De achterlichten van het voorliggende
voertuig branden niet.
Er bevindt zich een voertuig buiten
het verlichtingsbereik van de
koplampen.
Bij het maken van een scherpe bocht
of het beklimmen of afdalen van een
steile helling.
In- of uitrijden van een tunnel.
De auto is zwaar beladen zodat deze
achterover helt.
Er schijnt fel licht aan de voorzijde
van de auto (achteruitrijlicht of
grootlicht van tegemoetkomende
voertuigen).
Het voorliggende voertuig heeft veel
lichtbronnen.
Wanneer het voorliggende voertuig
niet uitgerust is met achterlichten of
de achterlichten bij donker niet
branden.
Wanneer lang uitstekende bagage of
lading op een gemonteerde dakdrager
vervoerd wordt die de
vooruitrijcamera (FSC) afdekt.
Uitlaatgas van het voertuig vóór u,
zand, sneeuw of waterdamp dat uit
mangaten en goten opstijgt en
opspattend water.
Bij het slepen van een defect voertuig.
Tijdens het rijden
4-243