Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
3. Stel het systeem af op de gewenste
rijsnelheid met behulp van het
gaspedaal. Druk de RES schakelaar
omhoog (SET+) of omlaag (SET-) om
de kruissnelheidsregelaar te starten.
Tegelijkertijd gaat de indicatie van de
kruissnelheidsregelaar (groen) in de
instrumentengroep branden. Lat de
schakelaar snel los wanneer de
indicatie van de kruissnelheidsregelaar
(groen) gaat branden.
OPMERKING
Wanneer de RES schakelaar omhoog
(SET+) of omlaag (SET-) wordt gedrukt
terwijl de rijsnelheid tussen 25 km/h en
30 km/h ligt, wordt de snelheid ingesteld
op 30 km/h.
Onder de volgende omstandigheden kan
de snelheid van de
kruissnelheidsregelaar niet worden
ingesteld:
Een portier wordt geopend.
De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
Het rempedaal wordt ingetrapt.
De handrem is aangetrokken.
(Automatische transmissie)
De keuzehendel staat in de stand P of
N.
(Handgeschakelde versnellingsbak)
De versnellingshendel staat in de
neutraalstand.
Het is mogelijk dat de auto op een steile
helling bij het oprijden ervan
kortstondig snelheid mindert of bij het
afrijden ervan snelheid meerdert.
4-256
De kruissnelheidsregelaar wordt
geannuleerd als de rijsnelheid afneemt
tot minder dan 20 km/h wanneer de
kruissnelheidsregelaar geactiveerd is,
zoals bij het oprijden van een steile
helling.
De rijsnelheid die vooraf ingesteld is met
behulp van de kruissnelheidsregelaar
wordt weergegeven in de
instrumentengroep en de Active Driving
Display (modellen met Active Driving
Display).
Instrumentengroep (basisdisplay)
Instrumentengroep (i-ACTIVSENSE
display)
Active Driving Display