De TNC op het netwerk
(alleen bij optie Ethernet-interface)
Om de Ethernet-kaart op uw netwerk aan te sluiten,
raadpleeg hoofdstuk „12.5 Ethernet-interface"!
De TNC registreert foutmeldingen tijdens de werking
van het netwerk (zie „12.5 Ethernet-interface").
Wanneer de TNC op een netwerk is aangesloten, staan max. 7 extra
loopwerken in het directory-venster
afbeelding rechtsboven). Alle eerder omschreven functies
(loopwerk kiezen, bestanden kopiëren enz.) gelden ook voor
netloopwerken, zover hun toegangsautorisatie dit toestaat.
Netloopwerken aansluiten en losmaken
Bestandsbeheer kiezen: toets PGM MGT indrukken,
evt. met softkey VENSTER de beeldschermindeling zo
kiezen, zoals in de afb. rechtsboven is weergegeven.
Netloopwerken beheren: softkey NETWERK (tweede
softkey-balk) indrukken. De TNC toont in het rechter
venster
mogelijke netloopwerken, waarop U
toegang heeft. Met de hieronder omschreven softkeys
kunnen voor elk loopwerk de aansluitingen
vastgelegd worden.
Functie
Netwerkaansluiting maken, de TNC schrijft in
de kolom Mnt een M, wanneer de aansluiting actief is.
Er kunnen max. 7 extra loopwerken aan de TNC aan-
gesloten worden
Netwerkaansluiting beëindigen
Automatisch een netwerkaansluiting maken bij
inschakeling van de TNC. De TNC schrijft in de kolom
Auto een A, wanneer de aansluiting automatisch
wordt gemaakt
Niet automatisch een netwerkaansluiting maken
bij inschakeling van de TNC.
De opbouw van een netwerkaansluiting kan enige tijd duren. De
TNC geeft dan rechtsboven in het beeldscherm [READ DIR] weer.
De maximale overdrachtssnelheid ligt tussen
200 Kbaud en 1 Mbaud, afhankelijk van welk bestandstype
overdracht plaatsvindt.
52
ter beschikking (zie
Softkey
Bestand via de printer van het netwerk printen
Wanneer een netwerkprinter is gedefinieerd (zie
„12.5 Ethernet-interface"), dan kunnen bestanden
direct geprint worden:
Bestandsbeheer oproepen: toets PGM MGT
indrukken.
Verplaats de lichtbalk naar het bestand dat geprint
moet worden.
Softkey KOPIEREN indrukken.
Softkey PRINTEN indrukken: wanneer slechts één
enkele printer gedefinieerd is, geeft de TNC het
bestand direct uit.
Wanneer meerdere printers gedefinieerd zijn,
toont de TNC een venster, waarin alle
gedefinieerde printers staan. Kies in het extra
venster de printer met de pijltoetsen en druk de
ENT-toets in.
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer,
programmeerondersteuning, palletsbeheer