Vrijlooprichting (0/1/2/3/4) Q214: richting vastleggen,
waarin de TNC het gereedschap op de bodem van de
boring terugtrekt (na de spiloriëntatie).
0: Gereedschap niet terugtrekken.
1: Gereedschap in minrichting van de hoofdas terugtrekken
2: Gereedschap in minrichting van de bijas terugtrekken
3: Gereedschap in plusrichting van de hoofdas terugtrekken
4: Gereedschap in plusrichting van de bijas terugtrekken
Botsingsgevaar!
Controleer waar de gereedschapspunt staat, wanneer
een spiloriëntatie op 0° wordt geprogrammeerd (b.v. in
de werkstand positioneren met handingave). Richt de
gereedschapspunt zo uit, dat zij parallel aan een
coördinatenas staat. Kies de vrijlooprichting zo, dat het
gereedschap vanaf de rand van de boring verplaatst.
UNIVERSEELBOREN (cyclus 203)
1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX
naar de ingegeven veiligheidsafstand boven het
werkstukoppervlak.
2 Het gereedschap boort met de ingegeven aanzet F tot de eerste
diepte-instelling.
3 Indien spaanbreken is ingegeven, trekt de TNC het ge-
reedschap op veiligheidsafstand terug. Wanneer zonder
spaanbreuk gewerkt wordt, dan verplaatst de TNC het
gereedschap met de aanzet terugtrekken naar de
veiligheidsafstand terug, blijft daar staan - indien ingegeven - en
verplaatst aansluitend weer met FMAX naar veiligheidsafstand
boven de eerste diepte-instelling.
4 Aansluitend boort het gereedschap met aanzet naar de volgende
diepte-instelling. De diepte-instelling wordt met elke verplaatsing
verminderd met de afnamefactor - indien ingegeven.
5 De TNC herhaalt dit proces (2-4), totdat de boordiepte is bereikt.
6 Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil - indien
ingegeven - voor het vrijmaken en wordt na de stilstandstijd met
de aanzet terugtrekken naar de veiligheidsafstand
teruggetrokken. Indien een 2
verplaatst de TNC het gereedschap met FMAX daarheen.
HEIDENHAIN TNC 426 B, TNC 430
veiligheidsafstand ingegeven is,
e
159