TAP NABEWERKEN (cyclus 213)
1 De TNC verplaatst het gereedschap in de spilas naar
veiligheidsafst. - of indien aangegeven - naar 2
en aansluitend naar het midden van de tap.
2 Vanuit het midden van de tap, verplaatst het gereedschap in het
bewerkingsvlak naar het startpunt van de bewerking. Het
startpunt ligt op de ca. 3,5-voudige gereedschapsradius rechts
van de tap.
3 Indien het gereedschap op de 2
verplaatst de TNC het gereedschap in ijlgang FMAX naar de
veiligheidsafstand en van daaruit met de aanzet
diepteverplaatsing naar de eerste diepte-instelling.
4 Aansluitend verplaatst het gereedschap tangentiaal naar dat deel
van de contour, dat klaar is en freest meelopend éénmaal rond.
5 Vervolgens verplaatst het gereedschap tangentiaal van de contour
af, terug naar het startpunt in het bewerkingsvlak.
6 Dit proces (3 t/m 5) herhaalt zich, totdat de geprogrammeerde
diepte is bereikt.
7 Aan het einde van de cyclus verplaatst de TNC het gereedschap
met FMAX naar de veiligheidsafstand of - indien ingegeven - naar
de 2e veiligheidsafstand en aansluitend naar het midden van de
tap (eindpositie = startpositie).
Let vóór het programmeren op het volgende:
Het voorteken van de parameter diepte legt de
werkrichting vast.
Als de tap uit massief materiaal nabewerkt moet wor-
den, is de toepassing van een door het midden
snijdende vingerfrees noodzakelijk (DIN 844). Geef voor
de aanzet diepteverplaatsing een kleine waarde in.
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak.
Diepte Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de tap.
Aanzet diepteverplaatsing Q206:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
verplaatsen naar diepte in mm/min. Bij het insteken in
het materiaal, een kleine waarde ingeven; wanneer er
niet in het materiaal gegaan wordt, hogere waarde
ingeven.
Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat, die
betrekking heeft op verplaatsing van het gereedschap.
Waarde groter dan 0 ingeven.
Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het frezen in mm/min.
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat
werkstukoppervlak.
172
veiligheidsafstand
e
veiligheidsafstand staat,
e
Y
Q206
Z
Q200
Q203
Q202
NC-voorbeeldregels:
35
Y L DEF 213 TAP NABEWERKEN
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFSTAND
Q201=-20
;DIEPTE
Q206=150
;AANZET DIEPTEVERPLAATSING
Q202=5
;DIEPTE-INSTELLING
Q207=500
;AANZET FREZEN
Q203=+0
; OÖR. OPPERVLAK
Q204=50
;2e VEILIGHEIDSAFSTAND
Q216=+50
;MIDDEN 1e AS
Q217=+50
;MIDDEN 2e AS
Q218=80
;LENGTE 1e ZIJDE
Q219=60
;LENGTE 2e ZIJDE
Q220=5
;HOEKRADIUS
Q221=0
;OVERMAAT
X
Q204
Q201
X
8 Programmeren: cycli