Positieweergave in het gezwenkte systeem
De weergegeven posities (NOMINAAL en ACTUEEL) en de
weergave van het nulpunt in de additionele statusweergave zijn na
activering van cyclus 19 aan het gezwenkte coördinatensysteem
gerelateerd. Het kan dus zijn dat de aangegeven positie direct na
de cyclusdefinitie niet meer overeenstemt met de coördinaten van
de positie, die als laatste voor cyclus 19 is geprogrammeerd.
Controle van het werkbereik
De TNC controleert bij het gezwenkte coördinatensysteem alleen
die assen op eindschakelaars, die verplaatst worden. Eventueel
geeft de TNC een foutmelding.
Positioneren in het gezwenkte systeem
Met de additionele functie M130 kunnen ook in het gezwenkte
systeem posities benaderd worden, die zich aan het niet
gezwenkte coördinatensysteem relateren (zie „7 .3 Additionele
functies voor coördinatengegevens").
Combinatie met andere coördinatenomrekeningscycli
Bij de combinatie van coördinatenomrekeningscycli moet erop
gelet worden, dat het bewerkingsvlak altijd om het actieve nulpunt
wordt gezwenkt. Een nulpuntverschuiving kan voor het activeren
van cyclus 19 uitgevoerd worden: dit heeft als gevolg dat het
„machinevaste coördinatensysteem" verschoven wordt.
Als het nulpunt na het activeren van cyclus 19 verschoven wordt,
heeft dat het verschuiven van het „gezwenkte
coördinatensysteem+ tot gevolg.
Belangrijk: houdt bij het terugzetten van de cycli een volgorde aan,
die tegensteld is aan de volgorde van het definiëren:
1. Nulpuntverschuiving activeren.
2. Bewerkingsvlak zwenken activeren.
3. Rotatie activeren.
...
Werkstukbewerking
...
1. Rotatie terugzetten.
2. Bewerkingsvlak zwenken terugzetten.
3. Nulpuntverschuiving terugzetten.
Automatisch meten in het gezwenkte systeem
Met de cyclus TCH PROBE 1.0 REFERENTIEVLAK kunnen
werkstukken in het gezwenkte systeem gemeten worden. De
meetresultaten worden door de TNC in Q-parameters opgeslagen,
die vervolgens verder verwerkt kunnen worden (b.v.
meetresultaten op printer uitlezen).
230
8 Programmeren: cycli