De regelsprong mag niet in een onderprogramma
beginnen.
Alle benodigde programma's, tabellen en
palletsbestanden moeten in een programma-afloop-
werkstand gekozen zijn (status M).
Als het programma tot het einde van de regelsprong een
geprogrammeerde onderbreking bevat, dan wordt daar
de regelsprong onderbroken. Om de regelsprong voort
te zetten, moet de externe START-toets ingedrukt
worden.
Na een regelsprong wordt het gereedschap met de
functie POSITIE BENADEREN naar de bepaalde positie
verplaatst.
Via machineparameter 7680 wordt vastgelegd of de
regelsprong bij geneste programma's in regel 0 van het
hoofdprogramma of in regel 0 van het programma
waarin de programma-afloop het laatst onderbroken
werd, begint.
Met de softkey 3D AAN/UIT wordt vastgelegd of de TNC
bij gezwenkt bewerkingsvlak in het gezwenkte of niet
gezwenkte systeem moet benaderen.
Eerste regel van het actuele programma als begin voor de
regelsprong kiezen: GOTO „0" ingeven.
Regelsprong kiezen: softkey SPRING NAAR REGEL N indrukken.
Regelsprong tot N: nummer N van de regel ingeven,
waar de regelsprong moet eindigen.
Programma: naam van het programma ingeven,
waarin regel N staat.
Herhalingen: aantal herhalingen ingeven, waarmee bij
de regelsprong rekening moet worden gehouden, als
regel N in een herhaling van een programmadeel
staat.
Regelsprong starten: externe START-toets indrukken.
Contour benaderen: zie volgende bladzijde „Contour
opnieuw benaderen" .
HEIDENHAIN TNC 426 B, TNC 430
295