TNC configureren
Laat de TNC door een netwerkspecialist configureren.
Druk in de werkstand programmeren/bewerken de MOD-toets in.
Geef het sleutelgetal NET123 in, de TNC toont het
hoofdbeeldscherm voor de configuratie van het netwerk.
Algemene netwerkinstellingen
Druk op de softkey DEFINE NET voor het ingeven van algemene
netwerk-instellingen (zie afb. rechtsboven) en geef onderstaande
informatie in:
Instelling
Betekenis
ADDRESS
Adres dat uw netwerkbeheerder aan de TNC moet
toekennen. Ingave: vier door een punt gescheiden
decimaaltekens , b.v. 160.1.180.20
MASK
Het SUBNET MASK voor het besparen van adressen
in uw netwerk. Ingave: vier door een punt gescheiden
decimaaltekens, waarde bij netwerk-beheerder
opvragen, b.v. 255.255.0.0
ROUTER
Internet-adres van uw Default-Routers. Alleen
ingeven wanneer uw netwerk uit meerdere
deelnetten is opgebouwd. Ingave: vier door een punt
gescheiden decimaaltekens, waarde bij
netwerkbeheerder opvragen, b.v. 160.2.0.2
PROT
Definitie van het overdrachtsprotocol.
RFC: overdrachtsprotocol volgens RFC 894
IEEE: overdrachtsprotocol volgens IEE 802.2/802.3
HW
Definitie van de toegepaste aansluiting
10BASET: Wanneer 10BaseT toegepast wordt
10BASE2: Wanneer 10Base2 toegepast wordt
HOST
Naam waarmee de TNC zich in het netwerk meldt: als
u gebruik maakt van een hostname-server, moet u
hiervoor de „Fully Qualified Hostname ingeven.
Wanneer geen naam wordt ingegeven, gebruikt de
TNC de zogenaamde NUL -authentificatie. De
apparaat-afhankelijke instellingen UID, GID, DCM en
FCM (zie volgende bladzijde) worden dan door de
TNC genegeerd
306
12 MOD-functies