Ingave van meer dan drie coördinaten
De TNC kan tot en met 5 assen tegelijkertijd besturen. Bij een
bewerking met 5 assen verplaatsen zich bijvoorbeeld 3 lineaire en 2
rotatie-assen gelijktijdig.
Het bewerkingsprogramma voor zo'n bewerking wordt meestal
door een CAD-systeem geleverd en kan niet op de machine
gemaakt worden.
Voorbeeld:
X+20 Y+10 Z+2 A+15 C+6 R0 F100 M3
Een verplaatsing van meer dan 3 assen wordt door de
TNC niet grafisch weergegeven.
Cirkels en cirkelbogen
Bij cirkelbewegingen verplaatst de TNC twee machine-assen
tegelijkertijd: het gereedschap beweegt zich t.o.v. het werkstuk op
een cirkelbaan. Voor cirkelbewegingen kan een cirkelmiddelpunt
CC ingegeven worden.
Met de baanfuncties voor cirkelbogen worden cirkels in de
hoofdvlakken geprogrammeerd: het hoofdvlak kan bij de
gereedschapsoproep TOOL CALL met het vastleggen van de spilas
gedefinieerd worden:
Spilas
Z
Y
X
Cirkels, die niet parallel aan het hoofdvlak liggen, worden
geprogrammeerd d.m.v. de functie „bewerkingsvlak
zwenken" (zie hoofdstuk 8) of d.m.v. Q-parameters (zie
hoofdstuk 10).
Rotatierichting DR bij cirkelbewegingen
Voor cirkelbewegingen zonder tangentiale overgang naar andere
contourelementen, wordt de rotatierichting DR ingegeven:
een rotatie in de richting van de wijzers van de klok: DR–
een rotatie tegen de richting van de wijzers van de klok: DR+
Radiuscorrectie
De radiuscorrectie moet in de regel staan, waarmee het eerste
contourelement benaderd wordt. De radiuscorrectie mag niet in
een regel voor een cirkelbaan beginnen. Zij moet vooraf in een
rechte-regel of in een benaderingsregel (APPR-regel)
geprogrammeerd worden.
APPR-regel en rechte-regel zie „6.3 Contour benaderen en
verlaten" en „6.4 Baanbewegingen – rechthoekige coördinaten" .
94
Hoofdvlak
XY, ook
UV, XV, UY
ZX, ook
WU, ZU, WX
YZ, ook
VW, YW, VZ
Y
Y
Y
CC
X
Z
D R –
Y
6 Programmeren: contouren programmeren
CC
X
X
CC
D R +
X