UITRUIMEN (cyclus 22)
1 De TNC positioneert het gereedschap boven insteekpunt; daarbij
wordt overmaat voor kantnabewerking meeberekend.
2 Bij de eerste diepte-instelling freest het gereedschap met de
freesaanzet Q12 de contour van binnen naar buiten.
3 Daarbij worden de eilandcontouren (hier: C/D) door het
benaderen van de kamercontour (hier: A/B) uitgefreesd.
4 Aansluitend wordt door de TNC de kamercontour gefreesd en
wordt het gereedschap naar veilige hoogte teruggetrokken.
Let vóór het programmeren op het volgende:
Evt. een door het midden snijdende vingerfrees (DIN
844) gebruiken of voorboren met cyclus 21.
Diepte-instelling Q10 (incrementeel): maat, die
betrekking heeft op de verplaatsing van het
gereedschap.
Aanzet diepteverplaatsing Q11: insteekaanzet in mm/
min.
Aanzet uitruimen Q12: freesaanzet in mm/min.
Voorruim-gereedschap nummer Q18: nummer van het
gereedschap waarmee de TNC reeds heeft
voorgeruimd. Indien niet is voorgeruimd, „0" ingeven;
wanneer hier een nummer wordt ingegeven, ruimt de
TNC alleen dat deel uit dat niet met het
voorruimgereedschap bewerkt kon worden.
Wanneer het niet mogelijk is het naruimbereik
zijdelings te benaderen, steekt de TNC pendelend in;
daartoe moet in de gereedschapstabel TOOL.T (zie
hoofdstuk 5.2) de lengte van de snijkant LCUTS en de
maximale insteekhoek ANGLE van het gereedschap
gedefinieerd worden. De TNC komt eventueel met
een foutmelding.
Aanzet pendelen Q19: pendelaanzet in mm/min.
NC-voorbeeldregels:
59
Y L DEF 22.0 UITRUIMEN
Q10=+5
;DIEPTE-INSTELLING
Q11=100
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q12=350
;AANZET UITRUIMEN
Q18=1
;VOORRUIMGEREEDS HAP
Q19=150
;AANZET PENDELEN
198
A
C
D
8 Programmeren: cycli
B