10.6 Indien/dan-beslissingen met
Q-parameters
Bij indien/dan-beslissingen vergelijkt de TNC een Q-parameter met
een andere Q-parameter of een getalwaarde. Wanneer aan de
voorwaarde voldaan is, dan gaat de TNC verder met het bewerkings-
programma op het aangegeven LABEL, dat achter de voorwaarde
geprogrammeerd werd (LABEL zie „9. Onderprogramma's en
herhaling van programmadelen"). Wanneer er niet aan de
voorwaarde is voldaan, dan voert de TNC de volgende regel uit.
Wanneer er een ander programma als onderprogramma
opgeroepen moet worden, dan moet achter LABEL een PGM CALL
geprogrammeerd worden.
Onvoorwaardelijke sprongen
Onvoorwaardelijke sprongen zijn sprongen, waarvoor altijd aan de
voorwaarden wordt voldaan, b.v.
FN9: IF+10 EQU+10 GOTO LBL1
Indien/dan-beslissingen programmeren
De indien/dan-beslissingen verschijnen d.m.v. het indrukken van de
softkey SPRING. De TNC toont onderstaande softkeys:
Functie
FN9: INDIEN GELIJK, SPRING
b.v. FN9: IF +Q1 EQU +Q3 GOTO LBL 5
Wanneer beide waarden of parameters gelijk zijn
spring naar het aangegeven label
FN10: INDIEN ONGELIJK, SPRING
b.v. FN10: IF +10 NE –Q5 GOTO LBL 10
Wanneer beide waarden of parameters ongelijk zijn,
spring naar het aangegeven label
FN11: INDIEN GROTER, SPRING
b.v. FN11: IF+Q1 GT+10 GOTO LBL 5
Wanneer eerste waarde of param. groter is dan tweede
waarde of parameter, spring naar het aangegeven label
FN12: INDIEN KLEINER, SPRING
b.v. FN12: IF+Q5 LT+0 GOTO LBL 1
Wanneer eerste waarde of param. kleiner is dan tweede
waarde of parameter, spring dan naar het aangegeven label
HEIDENHAIN TNC 426 B, TNC 430
Softkey
259