Onderhoud
UITLEG BIJ ONDERHOUDSSCHEMA
Motorolie en oliefilter
De motorolie moet worden ververst
en het filter moet worden vervangen
volgens de intervallen van het
onderhoudsschema. Als er onder
ongunstige
omstandigheden
gereden wordt, moet de olie vaker
ververst en het filter vaker vervangen
worden.
Aandrijfriemen
Controleer alle aandrijfriemen op
tekenen van sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage of verzadiging
met olie en vervang indien nodig.
De spanning van de aandrijfriemen
moet
periodiek
gecontroleerd
en
indien
worden afgesteld.
OPMERKING
Wanneer u de riem controleert,
zet dan het contact in stand
LOCK/OFF of ACC.
7-10
Brandstofleidingen,
-slangen en aansluitingen
Controleer de brandstofleidingen,
-slangen
en
lekkage en beschadigingen. We
adviseren u de brandstofleidingen,
brandstofslangen en aansluitingen te
laten vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Brandstoffilter(element)
Door een verstopt brandstoffilter kan
de snelheid waarmee gereden kan
worden
afnemen,
emissiesysteem beschadigd raken of
kan slecht aanslaan veroorzaakt
worden
worden. Als zich in de brandstoftank
nodig
een aanzienlijke hoeveelheid vuil
heeft verzameld, dient het filter
vervangen te worden.
Laat de dieselmotor na het plaatsen
van een nieuw brandstoffilter enkele
minuten draaien en controleer de
aansluitingen
adviseren u het brandstoffilter te
laten vervangen door een officiële
Hyundai-dealer.
Ontluchtingsslang en tankdop
De ontluchtingsslang en de tankdop
moeten
aansluitingen
op
volgens de intervallen van het
onderhoudsschema. Zorg ervoor dat
de ontluchtingsslang of tankdop op
de juiste manier vervangen wordt.
Vacuüm- en
carterventilatieslangen
(indien van toepassing)
Controleer het oppervlak van de
slangen op sporen van oververhitting
of mechanische schade. Hard en
kan
het
broos rubber, barstjes, scheurtjes,
sneetjes,
overmatig zwellen zijn tekenen van
veroudering. Besteed extra aandacht
aan de controle van de delen van de
slang die zich het dichtst bij warme
onderdelen bevinden, zoals het
uitlaatspruitstuk.
Controleer de ligging van de slangen
om er zeker van te zijn dat de
op
lekkage.
We
slangen niet in contact komen met
warmtebronnen, scherpe randen of
bewegende delen, waardoor schade
door oververhitting of mechanische
slijtage kan ontstaan.
worden
gecontroleerd
schaafplekken
en