Richtingaanwijzers
Als u richting wilt aangeven, beweeg
de hendel dan omlaag als u links
afslaat en omhoog als u rechts
afslaat, in stand (A). Beweeg de
hendel gedeeltelijk naar beneden of
naar boven en houd hem vast in
stand (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. De hendel
keert terug naar de stand OFF als hij
wordt losgelaten of wanneer de auto
weer rechtuit rijdt.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer
lampen doorgebrand zijn en dienen
deze vervangen te worden.
Functie one-touch
passeerknipperlicht
Beweeg de hendel iets en laat hem
dan weer los om de functie one-
touch passeerknipperlicht in te
schakelen. De richtingaanwijzers
knipperen 3, 5 of 7 keer.
U
kunt
de
passeerknipperlicht in-/uitschakelen
of het aantal keren knipperen
selecteren (3, 5 of 7) met de modus
Gebruikersinstellingen
LCDdisplay. Zie "LCD-display" in
OTLE045284
dit
hoofdstuk
informatie.
Mistlampen voor
(indien van toepassing)
functie
one-touch
op
het
voor
meer
De mistlampen dienen voor een
beter zicht onder omstandigheden
waarbij het zicht sterk verminderd is,
zoals bij mist, regen, sneeuwval enz.
Gebruik de schakelaar naast de
koplampschakelaar
mistlampen in en uit te schakelen.
1. Schakel de parkeerlichten in.
2. Zet de lichtschakelaar (1) in de
3. Zet om de mistlampen voor uit
OPDE046066
om
stand mistlampen voor.
te schakelen de lichtschakelaar
nogmaals in de stand mistlampen
voor of schakel de parkeerlichten
uit.
3
de
3-133