Rijden met uw auto
Beperkingen van het systeem
De bestuurder dient in onderstaande
situaties voorzichtig te zijn omdat het
systeem
onder
omstandigheden andere voertuigen
of objecten mogelijk niet signaleert.
• Er
hangt
een
aanhanger
fietsendrager achter de auto.
• De auto rijdt in slecht weer, zoals
hevige regen of sneeuw.
• De sensor is bedekt met water,
sneeuw, modder, enz.
• De achterbumper waar de sensor
is geplaatst, wordt bedekt door een
object, zoals een bumpersticker,
een
bumperbeschermer,
fietsendrager, enz.
• De achterbumper is beschadigd of
de sensor bevindt zich niet meer in
zijn oorspronkelijke positie.
• De voertuighoogte is lager of
hoger dan normaal door zware
lading in de bagageruimte, een
abnormale bandenspanning, enz.
5-142
• De
temperatuur
achterbumper is (te) hoog.
• Als de sensoren geblokkeerd
worden door andere voertuigen,
bepaalde
wanden
parkeerplaats.
• De auto rijdt op een bochtige weg.
of
• De auto rijdt door een tolpoort.
• Het wegdek (of de naastliggende
grond)
bevat
hoeveelheid
componenten (bijv. vanwege een
metroconstructie).
• Er bevindt zich een vast voorwerp
in de buurt van de auto, zoals een
vangrail.
een
• Tijdens het op- of afrijden van een
steile weg waar de hoogte van de
rijstroken verschillend is.
• Wanneer er op een smalle weg
wordt gereden die overwoekerd is
door bomen of gras.
• Er wordt op het platteland gereden
waar de sensor gedurende een
langere
periode
voertuig of constructie signaleert.
van
de
of
pilaren
rond
de
een
abnormale
metalen
geen
ander
• Er wordt gereden op een nat
wegdek.
• Er wordt gereden op een weg waar
de vangrail of de muur dubbel is
uitgevoerd.
• Er is een groot voertuig in de buurt,
zoals een bus of vrachtwagen.
• Als het andere voertuig zeer dicht
nadert.
• Als het andere voertuig met zeer
hoge snelheid passeert.
• Tijdens het wisselen van rijstrook.
• Als uw auto gelijktijdig weggereden
is met de auto naast u en
geaccelereerd heeft.
• Als
het
voertuig
naastliggende
rijstrook
rijstrook opschuift ten opzichte van
u OF als het voertuig op de tweede
rijstrook naast u opschuift naar de
naastliggende rijstrook.
• Er is een (motor)fiets in de buurt.
• Er
bevindt
zich
een
aanhanger in de buurt.
op
de
één
platte