• Als er zich kleine objecten binnen
het detectiebereik bevinden, zoals
een
winkelwagen
wandelwagen.
• Bij een auto met een geringe
hoogte, zoals een sportauto.
• Het rempedaal wordt ingetrapt.
• De
ESC
(Electronic
Control) is geactiveerd.
• Er is een storing in de ESC
(Electronic Stability Control).
• De bandenspanning is laag of een
band is beschadigd.
• Er is aan de remmen gewerkt.
• De rijrichting van de auto verandert
abrupt.
• De
auto
wisselt
abrupt
rijstrook.
• De auto stopt plotseling.
• De temperatuur rond de auto is
extreem laag.
• De auto trilt hevig tijdens het rijden
over een slecht wegdek, een
ongelijke/hobbelige
betonplaten.
• De auto rijdt op een ondergrond
die glad is door sneeuw, water of
of
een
ijs.
• De Lane Keeping Assist (LKA) of
Lane Departure Warning (LDW)
werkt niet normaal (indien van
toepassing).
Zie "Lane Keeping Assist-systeem
Stability
(LKA)" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.
van
weg
of
• Rijden in bochten
De BCW- en BCA-systemen werken
mogelijk niet goed tijdens het rijden
op een bochtige weg. In bepaalde
gevallen signaleert het systeem een
voertuig
op
de
naastgelegen
rijstrook mogelijk niet.
Let tijdens het rijden altijd op de weg-
en rijomstandigheden.
OTM058109
5
5-143