64
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
dienen om te voorspellen of de airbags
bij een ongeval nog tijdig kunnen
worden opgeblazen om de inzittenden
op hun plaats te houden. De auto
heeft elektronische sensors waarmee
het airbagsysteem de ernst van de
aanrijding kan vaststellen. De
drempelwaarden voor activering
kunnen per voertuigontwerp
verschillen.
Frontairbags worden bij zware frontale
of halffrontale aanrijdingen geacti-
veerd, voornamelijk om de kans op
zwaar hoofd- en borstletsel bij de
bestuurder en de passagier op de
buitenste zitplaats voorin te vermin-
deren.
Of de frontairbags worden geactiveerd
hangt niet alleen van uw rijsnelheid
af. Dat is afhankelijk van wat er wordt
geraakt, de richting van de impact en
hoe snel de auto vertraagt.
Frontairbags kunnen bij verschillende
impactsnelheden worden geactiveerd;
dat is afhankelijk van of de auto een
voorwerp recht of schuin raakt, of het
voorwerp stilstond of bewoog, of het
stijf of vervormbaar is en of het smal
of breed is.
Frontairbags dienen niet af te gaan,
wanneer de auto over de kop slaat, bij
aanrijdingen van achteren en uiteenlo-
pende aanrijdingen van opzij.
De auto heeft bovendien technolo-
gisch gezien geavanceerde frontair-
bags. Bij geavanceerde frontairbags
wordt de werking van het systeem
aangepast aan de ernst van de
aanrijding.
Knieairbags worden bij matige tot
zware frontale of bijna-frontale aanrij-
dingen opgeblazen. Knieairbags
worden niet opgeblazen wanneer de
auto omslaat, bij achteraanrijdingen
en veel zijdelingse aanrijdingen.
Zijairbags zullen activeren bij gemid-
delde of ernstige aanrijdingen van
opzij, afhankelijk van de locatie van de
impact. De zijairbags zijn niet bedoeld
om te activeren bij een frontale of
bijna-frontale aanrijding, bij het
omslaan van de auto of bij een aanrij-
ding van achteren. Een zijairbag in de
stoel moet activeren aan de kant waar
de auto wordt geraakt.
Gordijnairbags zullen activeren bij
gemiddelde of ernstige aanrijdingen
van opzij, afhankelijk van de locatie
van de impact. Bovendien moeten
deze gordijnairbags activeren wanneer
de auto omslaat of bij een zware
frontale aanrijding. Gordijnairbags
activeren niet bij een aanrijding van
achteren. Beide gordijnairbags
activeren wanneer de auto aan de
linker- of rechterkant wordt geraakt,
wanneer het detectiesysteem voorspelt
dat de auto zijwaarts zal omslaan of
bij een zware frontale aanrijding.
Bij een aanrijding kan niemand zeggen
of een airbag had moeten worden
geactiveerd op basis van de schade
aan de auto of de reparatiekosten.
Waardoor blaast de airbag
zich op?
Wanneer een airbag moet afgaan,
stuurt het detectiesysteem een
elektrisch signaal naar de gasgenerator
om het gas te laten vrijkomen. Het gas
uit de gasgenerator vult de airbag,
waardoor deze de bekleding
doorbreekt. De gasgenerator, de airbag
en de bijbehorende hardware behoren
tot de airbagmodule.
Voor de locaties van de airbags, zie
Waar zitten de airbags? 0 62.