344
VERZORGING VAN DE AUTO
Houd er rekening mee dat het TPMS
geen vervanging is voor het voorge-
schreven bandenonderhoud. De
bestuurder blijft verantwoordelijk voor
handhaving van de bandenspanning,
ook als de TPMS-indicator nog niet
brandt bij een te lage banden-
spanning.
De auto heeft eveneens een TPMS-sto-
ringsindicator dat in werking treedt
als het systeem niet goed functioneert.
De TPMS-storingsindicator is gecom-
bineerd met de indicator voor lage
bandenspanning. Als het systeem een
storing detecteert, zal de indicator
gedurende ongeveer één minuut
knipperen en daarna continu blijven
branden. Zolang de storing aanwezig
is, zal dit zich blijven herhalen als de
auto wordt gestart.
Bij een brandende storingsindicator is
het systeem mogelijk niet in staat om
een lage bandenspanning te detec-
teren of te melden. TPMS-storingen
kunnen verschillende oorzaken
hebben. Ook montage van of vervan-
ging door andere banden of wielen
kan ertoe leiden dat het TPMS niet
goed werkt. Controleer altijd de
TPMS-storingsindicator nadat een of
meerdere banden of wielen van de
auto zijn vervangen. Zo weet u of de
TPMS goed werkt met de nieuwe
banden of wielen.
Zie Bediening bandenspanningscontrole
0 344 voor aanvullende informatie.
Zie Conformiteitsverklaring 0 408.
Bediening bandenspan-
ningscontrole
De auto kan zijn voorzien van een
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS). Het TPMS is ontwikkeld om
de bestuurder te waarschuwen in
geval van een lage bandenspanning.
Alle banden en wielen zijn hiervoor
uitgerust met TPMS-sensoren, met
uitzondering van het reservewiel met
reserveband. De TPMS-sensoren
bewaken de luchtdruk in de banden
en ze versturen de waarden van de
bandenspanning naar een ontvanger
die zich in het voertuig bevindt.
Wanneer een lage bandenspanning
wordt gedetecteerd, gaat op de instru-
mentengroep het TPMS-waarschu-
wingslampje voor een lage
bandenspanning branden. Als het
waarschuwingslampje oplicht, moet u
zo snel mogelijk stoppen en de
banden op spanning brengen volgens
de specificaties op het informatielabel
voor banden en laadvermogen. Zie
Maximum laadvermogen auto 0 217.
Op het Driver Information Center
(DIC) verschijnt een bericht voor
controle van de bandenspanning van
een bepaalde band. Het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspan-
ning en het DIC-waarschuwingsbericht
zullen bij elke contactcyclus opkomen,
totdat de banden weer op de juiste
spanning zijn gebracht. De banden-
spanningen worden weergeven op het
DIC. Voor aanvullende informatie en