216
RIJDEN EN BEDIENEN
Problemen in sneeuwstorm
Stop de auto op een veilige plaats en
geef alarmsignalen voor hulp. Blijf bij
de auto, tenzij hulp nabij is.
Volg de volgende aanwijzingen op om
hulp in te roepen en de veiligheid van
de inzittenden te waarborgen:
Schakel de alarmknipperlichten in.
Bind een rode doek aan een buiten-
spiegel.
Waarschuwing
Sneeuw kan de motoruitlaat onder
de auto afsluiten. Hierdoor kunnen
uitlaatgassen binnendringen. De
uitlaatgassen bevatten koolmono-
xide (CO) dat reukloos en onzicht-
baar is. Het kan bewusteloosheid
veroorzaken en zelfs dodelijk zijn.
Als de auto vastzit in sneeuw:
Ontdoe de onderkant van de auto
van sneeuw, houd de uitlaatpijp
in het bijzonder vrij.
Waarschuwing
(Vervolg)
Open aan de luwe zijde van de
auto een ruit zo'n 5 cm (2 inch)
om verse lucht binnen te laten.
Open de luchtuitlaten op of
onder het instrumentenpaneel.
Stel de klimaatregeling zo in dat
de lucht in de auto circuleert en
stel de aanjagersnelheid in op de
hoogste stand. Zie Klimaatregel-
systemen .
Voor meer informatie over CO, zie
Motoruitlaat 0 228.
Om brandstof te besparen kunt u de
motor telkens korte tijd laten draaien
om de auto op te warmen en onder-
tussen de geopende ruit een stukje
dichtdoen. Beweging helpt ook om
warm te blijven.
Als het lang duurt voordat hulp
arriveert, kunt u terwijl de motor
draait het gaspedaal iets intrappen,
zodat deze iets sneller draait dan stati-
onair. Hierdoor blijft de accu geladen,
zodat u de auto opnieuw kunt starten
en kunt seinen met de koplampen.
Maar geef niet te veel gas om brand-
stof te besparen.
Als de auto vastgeraakt is
Laat de wielen langzaam en
voorzichtig ronddraaien om de auto
los te krijgen als deze vastzit in zand,
modder, ijs of sneeuw.
Als de auto zo vastzit dat het niet kan
loskomen met het tractiesysteem,
moet u het tractiesysteem uitscha-
kelen en de schommelmethode
gebruiken. Zie Tractieregeling/Elektroni-
sche stabiliteitsregeling (ESC) 0 242.
Waarschuwing
Als de wielen van de auto met hoge
snelheid ronddraaien, kunnen ze
exploderen en u en anderen
verwonden. De auto kan oververhit
raken, wat brand in de motorruimte
kan veroorzaken of waardoor andere
schade kan ontstaan. Laat de wielen
zo min mogelijk spinnen en vermijd
snelheden boven 56 km/h (35 mph).