1. Motorluchtfilter 0 317.
2. Vuldop motorolie. Zie Motorolie
0 313.
3. Motoroliepeilstaaf. Zie Motorolie
0 313.
4. Motorkoelventilator (niet zicht-
baar). Zie Koelsysteem 0 319.
5. Remvloeistofreservoir. Zie Remvloei-
stof 0 325.
6. Accu 0 326.
7. Koelvloeistofreservoir en drukdop.
Zie Koelsysteem 0 319.
8. Accupluspool (+) (onder deksel). Zie
Starthulp gebruiken 0 369.
9. Sproeiervloeistofreservoir. Zie
Sproeiervloeistof 0 324.
10. Zekeringenhouder motorruimte
0 333.
11. Externe minpool (-) van de accu.
Zie Starthulp gebruiken 0 369.
Motorolie
Besteed aandacht aan de motorolie,
zodat u verzekerd bent van goede
motorprestaties en een lange levens-
duur. U helpt uw aanschaf te
beschermen door onderstaande
eenvoudige, maar belangrijke stappen
op te volgen:
Gebruik motorolie die voldoet aan
de voorgeschreven specificatie en
viscositeitsgraad. Raadpleeg De
juiste motorolie kiezen in dit
hoofdstuk.
Controleer regelmatig het motorolie-
peil en houd dit op het juiste
niveau. Zie Motorolie controleren
en Wanneer motorolie bijvullen?
in dit hoofdstuk.
Ververs de motorolie op de voorge-
schreven tijden. Zie Controlesysteem
van de oliekwaliteit 0 316.
Voer motorolie altijd op de juiste
wijze af. Raadpleeg Afvoeren van
afgewerkte olie , elders in dit
hoofdstuk.
Motorolie controleren
Controleer het oliepeil regelmatig, elke
650 km (400 mijl), in het bijzonder
voor een lange rit. Het oog vormt de
handgreep van de oliepeilstok. Zie
Overzicht motorruimte 0 310 voor de
locatie.
VERZORGING VAN DE AUTO
Waarschuwing
De handgreep van de motoroliepeil-
stok kan zo heet zijn dat u zich
brandt. Gebruik een doek of
handschoen om de peilstok vast te
pakken.
Controleer het oliepeil als het Driver
Information Center (DIC) een te laag
oliepeil aangeeft.
Volg deze instructies:
Parkeer op een vlakke ondergrond
om een nauwkeurige meting te
krijgen. Controleer het oliepeil nadat
de motor minstens twee uur heeft
stilgestaan. Als u het oliepeil op een
schuine helling of direct na het
afzetten van de motor controleert,
kan de meting onjuist zijn. Een
controle voordat u de koude motor
start, geeft een hogere nauwkeurig-
heid. Verwijder de peilstok en
controleer het peil.
Als u geen twee uur kunt wachten,
moet u een warme motor minstens
15 minuten laten stilstaan. Een nog
koude motor moet minstens 30
minuten stilstaan. Trek de peilstok
313