Waarschuwing
(Vervolg)
helling naar een lagere versnelling
om gebruik te maken van de
motorrem.
Waarschuwing
De auto in de stand N (vrij) laten
uitrollen, met het contact uit, is
gevaarlijk. De remmen kunnen zo
oververhit raken en de stuurbe-
krachtiging kan uitvallen. Laat de
motor altijd draaien en schakel een
versnelling in.
Rijd op snelheden waarbij de auto
binnen de eigen rijstrook blijft.
Neem bochten niet te ruim en
overschrijdt de middenstreep niet.
Wees alert boven aan een helling; er
kan iets gebeurd zijn op uw rijstrook
(zoals een stilstaande auto met pech
of een ongeval).
Let in het bijzonder op speciale
bewegwijzering (zoals vallende
rotsen, bochtige wegen, lange
afdalingen, wel of geen inhaalver-
boden).
Selecteer de stand All-Wheel Drive
(AWD). Zie Regeling bestuurders-
modus 0 244 en
Aandrijving op alle wielen 0 239.
Rijden in de winter
Ritten op sneeuw of ijs
Sneeuw of ijs tussen de banden en het
wegdek zorgt voor minder tractie of
grip, zodat u in dergelijke gevallen
voorzichtig moet rijden. Bij tempera-
turen rond 0 °C (32 °F) wanneer
onderkoelde regen kan vallen, is nat
ijs mogelijk. Vermijd ritten op nat ijs
of in onderkoelde regen, totdat er
gestrooid is.
Voor ritten op gladde wegen:
Trek voorzichtig op. Bij te snel
optrekken treedt wielspin op,
waardoor het oppervlak onder de
banden glad wordt.
RIJDEN EN BEDIENEN
Het antiblokkeersysteem (ABS)
verbetert de rijstabiliteit weliswaar
tijdens hard remmen, maar de
remmen moeten sneller worden
aangezet dan bij ritten op droge
wegen. Zie Antiblokkeersysteem
(ABS) 0 240.
Houd een grotere afstand tot
voorgangers en pas op voor plaatse-
lijke gladheid. Op schone wegen
kunnen in de schaduw nog bevroren
plekken voorkomen. Het wegdek in
een bocht of viaduct kan nog
bevroren zijn terwijl de rest van de
weg al goed begaanbaar is. Vermijd
plotselinge stuurbewegingen en
remmanoeuvres op bevroren
wegdek.
Schakel de cruisecontrol uit.
Kies de modus AWD (vierwielaan-
drijving) bij auto's met AWD. Kies
de modus Snow/Ice bij auto's met
alleen FWD (voorwielaandrijving).
Zie Regeling bestuurdersmodus 0 244
en
Aandrijving op alle wielen 0 239.
215