346
VERZORGING VAN DE AUTO
Het afstemmingsproces van de
TPMS-sensor is niet uitgevoerd of
niet succesvol voltooid na het
rouleren van de wielen. Het
storingslampje moet doven en het
DIC-bericht moet verdwijnen als het
afstemmingsproces voor de sensor
is geslaagd. Zie "Afstemmingsproces
TPMS-sensor" hieronder.
Een of meerdere TPMS-sensoren
ontbreken of zijn beschadigd. Het
storingslampje moet doven en het
DIC-bericht moet verdwijnen
wanneer de TPMS-sensoren zijn
geplaatst en het afstemmingsproces
van de sensoren is geslaagd.
Raadpleeg hiervoor uw dealer.
Vervangende velgen of banden
komen niet overeen met de originele
banden of velgen. Banden en velgen
die afwijken van de aanbevolen
exemplaren, kunnen ertoe leiden
dat het TPMS niet correct functio-
neert. Zie Nieuwe banden kopen
0 350.
Wanneer elektronische apparaten
worden gebruikt of de auto zich in
de buurt bevindt van faciliteiten die
radiogolffrequenties gebruiken die
gelijk zijn aan die van de TPMS
kunnen de TPMS-sensoren gestoord
worden.
Als het TPMS niet juist functioneert,
kan het geen lage bandenspanning
detecteren of melden. Neem contact
op met uw dealer voor onderhoud,
wanneer het storingslampje en het
DIC-bericht van het TPMS worden
weergegeven en ingeschakeld blijven.
Tire Fill Alert (indien aanwezig)
Deze functie geeft licht- en geluidssig-
nalen die buiten de auto waarneem-
baar zijn wanneer een zachte band
wordt opgepompt tot de aanbevolen
koude bandenspanning.
Wanneer het waarschuwingslampje
voor lage bandenspanning oplicht:
1. Parkeer de auto op een veilige,
horizontale plaats.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Zet de keuzehendel in de stand P
(Parkeren).
4. Voeg lucht toe aan de band met
een te lage bandenspanning. Het
richtingaanwijzerlicht knippert.
Wanneer de aanbevolen banden-
spanning is bereikt, klinkt de
claxon eenmaal en stopt het
richtingaanwijzerlicht met
knipperen en zal het korte tijd
ononderbroken branden.
Herhaal deze stappen voor alle banden
met een te lage bandenspanning
waarbij het waarschuwingslampje voor
een lage bandenspanning brandt.
Waarschuwing
Een te hoge bandenspanning kan
ervoor zorgen dat de band scheurt
en dat u of anderen gewond raken.
Overschrijd niet de maximumdruk
die op de bandwang staat vermeld.
Als de bandenspanning meer dan
35 kPa (5 psi) te hoog is, klinkt de
claxon meerdere keren en blijft de
richtingaanwijzer enkele seconden
knipperen nadat is gestopt met
bijvullen. Druk kort op het midden
van het ventiel om lucht te laten
ontsnappen zolang het richtingaanwij-
zerlicht blijft knipperen. Wanneer de