beschadigingen. Gaat de abnor-
male slijtage na het rouleren door,
laat dan de wieluitlijning contro-
leren. Zie Wanneer het tijd is voor
nieuwe banden 0 350 en
Wiel vervangen 0 353.
Gebruik dit rouleerschema om de
banden te rouleren.
Het compacte reservewiel mag
niet met de andere banden worden
geroteerd.
Nadat de banden zijn gerouleerd,
moet u de bandenspanning van de
voor- en achterbanden aanpassen,
dit volgens de aanbevolen banden-
spanning op het informatielabel
voor banden en laadvermogen. Zie
Bandenspanning 0 341 en
Maximum laadvermogen auto
0 217.
Reset het bandenspanningscontro-
lesysteem. Zie Bediening banden-
spanningscontrole 0 344.
Controleer of alle wielmoeren
correct zijn vastgedraaid. Zie
Aanhaalmoment wielmoer onder
Hoeveelheden en specificaties 0 405
en Lekke band verwijderen en
reservewiel monteren onder Band
verwisselen 0 363.
Waarschuwing
Door roest of vuil op een wiel,
of op de onderdelen waaraan
het bevestigd is, kunnen de
wielmoeren in de loop van de
tijd lostrillen. Het wiel kan
losschieten en een botsing
veroorzaken. Wanneer u een
VERZORGING VAN DE AUTO
Waarschuwing
(Vervolg)
wiel vervangt, verwijdert u
eventuele roest of vuil van
plaatsen waar het wiel contact
maakt met de auto. In geval van
nood kunt u hiervoor een lap of
papieren doek gebruiken;
gebruik echter op een later
moment een schraper of staal-
borstel om alle roest en vuil te
verwijderen.
Smeer de binnendiameter van het
naafgat van de velg dun in met
lagervet als u de wielen wisselt of
rouleert om corrosie en roestvor-
ming te voorkomen.
Waarschuwing
Smeer geen vet aan de
pasvlakken van de velg, de
conische zittingen van de
boutgaten of de wielmoeren of
wielbouten. Als u op deze
349