Waarschuwing
ACC kan de auto maar iets
afremmen en heeft wellicht onvol-
doende tijd voor het zodanig
afremmen van de auto dat een
botsing met uw voorligger wordt
vermeden. Dit kan gebeuren
wanneer voorliggers plotseling
vertragen of stoppen of op uw rijst-
rook komen. Zie ook "Bestuurder
waarschuwen" in dit hoofdstuk.
Onderweg is uw volledige aandacht
vereist en moet u gereed zijn voor
handelend optreden en het
intrappen van het rempedaal. Zie
Defensief rijden 0 206.
Waarschuwing
ACC kan geen kinderen, voetgan-
gers, dieren of andere obstakels
detecteren en er evenmin voor
remmen.
Gebruik ACC niet in de volgende
gevallen:
Op kronkelende en heuvelachtige
wegen of wanneer de sensoren
door sneeuw, ijs of vuil zijn
afgedekt. Het systeem detecteert
een voorligger mogelijk niet.
Houd de gehele voorkant van de
auto schoon.
Bij een beperkt zicht zoals bij
mist, regen of sneeuwval. Er
gelden in dergelijke omstandig-
heden beperkingen voor de
werking van ACC.
Op gladde wegen waarop snelle
tractieveranderingen de wielen
overmatig doen slippen.
RIJDEN EN BEDIENEN
: Druk hierop om het systeem in of
uit te schakelen. Een lampje op de
instrumentengroep wordt wit wanneer
ACC wordt ingeschakeld.
RES+ : Druk er korte tijd op om bij
een reeds geactiveerde ACC om terug
te gaan naar de eerder ingestelde
snelheid of om sneller te rijden. Om
de snelheid met 1 km/h (1 mph) te
verhogen drukt u RES+ tot aan de
eerste stand. Om de snelheid te
verhogen tot de volgende 5 km/h
(5 mph) op de snelheidsmeter, drukt
RES+ tot aan de tweede stand.
SET- : Druk deze korte tijd omlaag om
de snelheid in te stellen en ACC te
activeren of om langzamer te rijden
251