Niet doorrijden als de auto is voorzien van nor‐
male banden. De aanwijzingen m.b.t. de ban‐
den met noodloopeigenschappen en verder rij‐
den met deze banden in acht nemen.
Melding van bandenpech
Een geel waarschuwingslampje in het in‐
strumentenpaneel gaat branden.
Bovendien verschijnt een symbool met een
Check-Control-melding op het Control Display.
Symbool Mogelijke oorzaken
Er is een lekke band of een band
met een aanzienlijk spanningsver‐
lies aanwezig.
Maatregel
1.
Snelheid verminderen en voorzichtig stop‐
pen. Heftige rem- en stuurbewegingen ver‐
mijden.
2.
Controleer of de auto met normale banden of
banden met noodloopeigenschappen is uit‐
gerust.
Banden met noodloopeigenschappen, zie pa‐
gina 270, zijn op de zijwand gekenmerkt met
een rond symbool met de letters RSC.
Juiste handelwijze bij
bandenpech
Normale banden
1.
Beschadigde band identificeren.
Bovendien de luchtdruk in alle vier banden
controleren, bijvoorbeeld met de banden‐
spanningsmeter van een bandenreparatieset.
Is de bandenspanning in alle vier de banden
in orde, dan is de bandenpechwaarschuwing
waarschijnlijk niet geïnitialiseerd. Systeem in
dat geval initialiseren.
Als identificatie van de beschadiging van een
band niet mogelijk is, contact opnemen met
Online Edition for Part no. 01405A47C81 - X/21
Veiligheid
een servicepartner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde servicepartner of vak‐
werkplaats.
2.
Bandenpech verhelpen, bijvoorbeeld met een
bandenreparatieset of door het wiel te ver‐
vangen.
Banden met
noodloopeigenschappen
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij banden met noodloopeigenschappen zon‐
der of met een geringe bandenspanning veran‐
deren de rijeigenschappen, bijv. verminderde
koersstabiliteit bij het remmen, langere remweg
en een ander stuurgedrag. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Gematigd rijden en een snel‐
heid van 80 km/h niet overschrijden.
WAARSCHUWING
Als wordt doorgereden met bandenpech, kun‐
nen zware aanhangwagens gaan slingeren. Er
bestaat kans op een ongeval of schade. Bij het
rijden met een aanhangwagen en bandenpech
een snelheid van 60 km/h niet overschrijden. Bij
slingerbewegingen direct remmen en de no‐
dige stuurcorrecties zo voorzichtig mogelijk uit‐
voeren.
Maximale snelheid
Doorrijden met een beschadigde band is tot
maximaal 80 km/h mogelijk.
Verder rijden met een beschadigde band
Bij verder rijden met beschadigde banden:
1.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
2.
Snelheid van 80 km/h niet overschrijden.
3.
Bij de eerstvolgende gelegenheid de banden‐
spanning in alle vier de banden controleren.
BEDIENING
163