BEDIENING
Grootlichtassistent
Principe
De grootlichtassistent herkent vroegtijdig andere
verkeersdeelnemers en schakelt afhankelijk van
de verkeerssituatie het grootlicht automatisch in
of uit.
Algemeen
De grootlichtassistent zorgt ervoor dat het groot‐
licht wordt ingeschakeld als de verkeerssituatie
dit toelaat. Bij lage snelheden wordt het groot‐
licht door het systeem niet ingeschakeld.
Het systeem reageert op de verlichting van te‐
genliggers en voorliggers alsook op de omge‐
vingsverlichting, bijvoorbeeld in de bebouwde
kom.
Het grootlicht kan altijd handmatig worden in- en
uitgeschakeld.
Bij een uitvoering met Selective Beam wordt het
grootlicht bij tegenliggers of voorliggers niet uit‐
geschakeld Alleen de gedeeltes die het tege‐
moetkomend of voorliggend verkeer kunnen ver‐
blinden, worden uitgeschakeld. In dit geval blijft
het blauwe controlelampje gewoon branden.
Activeren/deactiveren
Schakelaarstand afhankelijk van de uitrusting:
,
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar indruk‐
ken.
150
Verlichting
Online Edition for Part no. 01405A47C81 - X/21
Bij ingeschakeld dimlicht brandt het con‐
trolelampje in het instrumentenpaneel.
De verandering tussen dimlicht en grootlicht
wordt automatisch uitgevoerd.
Het blauwe controlelampje in het instru‐
mentenpaneel brandt, als het grootlicht
door het systeem wordt ingeschakeld.
Bij het handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht, zie pagina 116, wordt de grootlichtas‐
sistent gedeactiveerd.
Om de grootlichtassistent opnieuw te activeren,
de toets op de richtingaanwijzerschakelaar in‐
drukken.
Grenzen van het systeem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke beslis‐
sing over het gebruik van het grootlicht niet ver‐
vangen. In situaties waarin dit nodig is daarom
handmatig het grootlicht uitschakelen.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke han‐
deling nodig zijn:
▷
Bij extreem ongunstige weersomstandighe‐
den zoals dichte mist of hevige neerslag.
▷
Bij de waarneming van verkeersdeelnemers
met slechte eigen verlichting, zoals voetgan‐
gers, fietsers, ruiters, karren, bij trein- of
scheepsverkeer nabij de weg en bij wildover‐
steekplaatsen.
▷
In scherpe bochten, op steile hellingen, bij
kruisend verkeer of half verdekt tegemoetko‐
mend verkeer op de snelweg.
▷
In slecht verlichte dorpen en bij sterk reflecte‐
rende borden.
▷
Als de voorruit in het gebied voor de binnen‐
spiegel beslagen, verontreinigd of door stic‐
kers, vignetten enz. bedekt is.