BEDIENING
Activeren/deactiveren
De toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart.
Bij uitrusting met regensensor: de LED in de rui‐
tenwisserschakelaar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet gestart.
Bij onderbreking van de rit met ingeschakelde re‐
gensensor: als de rit binnen ongeveer 15 minu‐
ten wordt voortgezet, wordt de regensensor
weer automatisch geactiveerd.
Intervaltijd of gevoeligheid van
regensensor instellen
Aan de gekartelde knop draaien.
Bij een gedeactiveerde regensensor: de interval‐
tijd instellen.
Bij een geactiveerde regensensor: de gevoelig‐
heid van de regensensor instellen.
Omhoog: kort interval of hoge gevoeligheid van
de regensensor.
Omlaag: lang interval of geringe gevoeligheid van
de regensensor.
118
Rijden
Online Edition for Part no. 01405A47C81 - X/21
Ruit- en
voorlichtenreinigingsinstallatie
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeiervloeistof
op de ruit bevriezen en het zicht beperken. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Wasstraten al‐
leen gebruiken als het bevriezen van de sproei‐
ervloeistof uitgesloten is. Indien nodig antivries
gebruiken.
OPMERKING
Als het ruitensproeierreservoir leeg is, kan de
sproeierpomp niet zoals bedoeld werken. Er
bestaat gevaar voor schade. Ruitensproeiers
niet gebruiken als het ruitensproeierreservoir
leeg is.
Voorruit reinigen
Aan de hendel trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit gesproeid
en de wissers worden kort ingeschakeld.
Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de voor‐
lichten gereinigd.
Ruitensproeiers
De ruitensproeiers worden bij ingeschakeld con‐
tact automatisch verwarmd.