Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een ge‐
ringe bandenspanning of spanningsverlies
heeft een negatieve invloed op de rijeigen‐
schappen, bijvoorbeeld het stuur- en remge‐
drag. Banden met noodloopeigenschappen
kunnen nog een bepaalde stabiliteit instand‐
houden. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Niet doorrijden als de auto is voorzien van nor‐
male banden. De aanwijzingen m.b.t. de ban‐
den met noodloopeigenschappen en verder rij‐
den met deze banden in acht nemen.
Wanneer controle van de
bandenspanning vereist is
Melding
Een symbool met een Check-Control-melding
verschijnt op het Control Display.
Sym‐
Mogelijke oorzaken
bool
Het systeem heeft de vervanging van
een wiel herkend, maar er is geen re‐
set uitgevoerd.
Voor het systeem werd geen reset
uitgevoerd. Het systeem gebruikt
voor de waarschuwing de laatste
bandenspanningen die zijn opgesla‐
gen bij de reset.
Het op spanning brengen werd niet
volgens de voorschriften uitgevoerd.
De bandenspanning is ten opzichte
van de laatste reset gedaald.
Maatregel
1.
Bandenspanning regelmatig controleren en
zo nodig corrigeren.
2.
Een reset van het systeem uitvoeren.
Online Edition for Part no. 01405A47C81 - X/21
Veiligheid
Bij te lage bandenspanning
Melding
Een geel waarschuwingslampje in het in‐
strumentenpaneel gaat branden.
Bovendien verschijnt een symbool met een
Check-Control-melding op het Control Display.
Sym‐
Mogelijke oorzaken
bool
Er is een bandenspanningsverlies
geconstateerd.
Voor het systeem werd geen reset
uitgevoerd. Het systeem gebruikt
voor de waarschuwing de laatste
bandenspanningen die zijn opgesla‐
gen bij de reset.
Maatregel
1.
De snelheid verlagen en voorzichtig doorrij‐
den. Snelheid van 130 km/h niet meer over‐
schrijden.
2.
Bij de eerstvolgende gelegenheid, bijvoor‐
beeld een tankstation, de bandenspanning in
alle vier de banden controleren en zo nodig
corrigeren.
3.
Een reset van het systeem uitvoeren.
Bij sterk verlies van
bandenspanning
Melding
Een geel waarschuwingslampje in het in‐
strumentenpaneel gaat branden.
Bovendien verschijnt een symbool met de be‐
treffende band in een Check-Control-melding op
het Control Display.
BEDIENING
159