STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING
Stuurbekrachtiging
Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge-
laden is.
bijzonderheid
Afhankelijk van de auto is bij een accusto-
ring (accu losgekoppeld of leeg, enz.) een
reset van de stuurbekrachtiging vereist. Dat
doet u zo:
– zet de auto stil en op een vlakke onder-
grond;
– start de moto met alleen de bestuur-
der in het voertuig: het waarschuwings-
lampje
en/of, afhankelijk van het
voertuig, het bericht "Controleer stuurbe-
kracht." verschijnt op het instrumenten-
paneel;
– draai het stuurwiel volledig naar links
en vervolgens naar rechts. Wanneer de
motor weer start, verdwijnt het controle-
lampje en, afhankelijk van het voertuig,
het bericht.
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil
staat.
1.92
(2/2)
Bijzonderheid van Stop and Start
Wanneer de motor op stand-by wordt gezet,
werkt de stuurbekrachtiging niet. De stuur-
bekrachtiging wordt opnieuw ingeschakeld
wanneer de motor opnieuw wordt gestart of
de snelheid meer dan ongeveer 1 km/u be-
draagt (afdaling, helling ...).
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.