KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje
2
De derde ring van elke zitplaats zijkant wordt
gebruikt om de bovenste riem van sommige
kinderzitjes vast te maken.
Steek de riem tussen de achterbank en
de hoedenplank (voor het verwijderen van
de hoedenplank: Raadpleeg hoofdstuk 3
"Hoedenplank").
De ISOFIX-verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met
het ISOFIX-systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere
voorwerpen op deze verankeringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX-verankeringen
laten controleren en het kinderzitje vervangen.
1.40
3
Bevestig de haak van de gordel aan één van
de ringen 2 (uitvoering 4x2) of 3 (uitvoering
4x4).
Span de riem zodat de rugleuning van het
kinderzitje goed tegen de rugleuning van de
stoel in de auto is geplaatst.
(3/3)
Opm.: u moet de ringen gebruiken met het
±
symbool
.
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
U moet de riem van het kinder-
zitje aan de bijbehorende ring
bevestigen.