AUTOGORDELS
(3/6)
Waarschuwing van het niet dragen van
de achtergordel
(afhankelijk van de auto)
Het 6 pictogram verschijnt op het instrumen-
tenpaneel wanneer het contact wordt inge-
schakeld.
Dit informeert de bestuurder elke keer over
de bevestigingsstatus van elk van de veilig-
heidsgordels achterin:
– het contact staat aan;
– er wordt een portier geopend;
– een autogordel achter wordt vast- of los-
gemaakt.
1.24
De afbeelding 6 begrijpen:
– wit symbool: autogordel vastgemaakt;
– zwart symbool: autogordel losgemaakt.
Wanneer de voertuigsnelheid minder is dan
circa 20 km/u, verschijnt het symbool 6 ge-
durende zo´n 60 seconden, telkens wanneer
een van de veiligheidsgordels achter wordt
6
vast- of losgemaakt.
Als de voertuigsnelheid 20 km/u bereikt of
overschrijdt en een van de veiligheidsgor-
dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt:
– knippert het controlelampje
het centrale display;
en
– klinkt ongeveer 30 seconden een piep-
toon;
en
– verschijnt het pictogram 6 minstens
60 seconden en verandert de indicator
van de desbetreffende stoel in zwart.
Controleer altijd of de passagiers achterin
hun gordel hebben vastgemaakt en of het
aangegeven aantal vastgemaakte gordels
overeenkomt met het aantal bezette zitplaat-
sen achterin.
ß
op
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken. Zie "Achterbank: func-
ties" in hoofdstuk 3.