RUITENWISSER, SPROEIER
1
n
Ruitenwisser voor
Verplaats, als het contact aan
staat, de schakelaar 1 evenwijdig aan het
stuurwiel:
A Eén wisbeweging
Door kort te drukken maakt de ruitenwis-
ser één wisbeweging.
B Uit.
C Wissen met intervallen.
De wissers vegen met tussenpozen van
enkele secondes.
D Continue normale wisbewegingen.
E snel continu wissen.
1.104
(1/4)
Ruitensproeier voor
s
Contact aan: trek de schakelaar 1
A
naar u toe.
Door een korte actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser één
wisbeweging.
B
Door een lange actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser drie
C
wisbewegingen.
D
E
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, ont-
dooien, reinigen van de voor-
ruit enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand B (uit) zetten.
Risico op letsel en/of schade.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruiten- wisser in
stand B (uit) staat.
Risico van verwonding.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
– houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
– gebruik ze niet op een droge ruit;
– maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra ze de ruit
niet goed schoonvegen: ongeveer elk
jaar (lees de paragraaf "ruitenwisserbla-
den: vervangen" in hoofdstuk 5).
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
– Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
– zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.