AUTOGORDELS
(1/6)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Het niet dragen van de gordel is ge-
vaarlijk en strafbaar. Het niet dragen van de
gordel is gevaarlijk en strafbaar.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
1.22
De juiste zithouding
(afhankelijk van de auto)
– Ga goed diep in uw stoel zitten (nadat
u uw jas of jack en dergelijke hebt uitge-
trokken). Dit is belangrijk voor een goede
ondersteuning van de rug;
– verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt. Plaats de stoel zo
ver naar achteren dat u de pedalen nog
net geheel kunt indrukken. Stel de rug-
leuning zo af dat u de armen moet strek-
ken om bij de bovenkant van het stuur-
wiel te kunnen komen;
– stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw achterhoofd
moet zo klein mogelijk zijn;
– stel de stoelhoogte af. Kies de stoelpo-
sitie die u zo goed mogelijk zicht op het
verkeer geeft;
– stel de stand van het stuurwiel af.
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken. Zie "Achterbank: func-
ties" in hoofdstuk 3.
Een verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dit geval op dat de
heupgordel niet teveel drukt op de on-
derbuik, zonder dat te veel speling ont-
staat.