Download Print deze pagina

Advertenties

AUSTRAL
instructieboekje

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Renault AUSTRAL 2022

  • Pagina 1 AUSTRAL instructieboekje...
  • Pagina 2 Castrol, exclusieve partner van Renault Profiteer van de geavanceerde technologie uit de autosport dankzij het speciaal door Renault en Castrol ontwikkelde assortiment motoroliën dat garant staat voor optimale prestaties en een lange levensduur van uw Renault. Aanbevolen door Renault renault.fr...
  • Pagina 3: Welkom Aan Boord Van Uw Auto

    Welkom aan boord van uw auto In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u: – uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten. –...
  • Pagina 4: Buitenkant

    BUITENKANT Spiegels ➥ 1.94 Elektrische ruiten ➥ 3.18 Wissen voorruit ➥ 1.109 en ➥ 1.114 Ontwasemen ➥ 3.7 card ➥ 1.14 portieren vergrendelen, ontgren- delen ➥ 1.24 Onderhoud van de carrosserie ➥ 4.19 De banden ➥ 5.12 Verlichting: werking ➥ 1.97 Verlichting: vervangen ➥...
  • Pagina 5 INTERIEUR De juiste zithouding ➥ 1.34 Opbergruimtes, indeling interieur ➥ 3.23 Achterbank ➥ 3.31 Hoofdsteun achter ➥ 3.30 Op de voorplaats(en) ➥ 1.29 Hoofdsteunen voor ➥ 1.28 Voor de veiligheid van de kinde- ren ➥ 1.48 Bagageruimte opbergruimte/inde- ling ➥ 3.40...
  • Pagina 6 BESTUURDERSPOSITIE Knoppen boordcomputer Instrumentenpaneel ➥ 1.70 ➥ 1.81 Versnellingshendel. ➥ 2.20 Buitenverlichting ➥ 1.97 Multimediascherm ➥ 3.16 Parkeerrem bekrachtigd ➥ 2.21 Verwarmde stoel(en) ➥ 1.29 Snelheidsregelaar ➥ 2.102 Stop and Go adaptieve snelheidsre- gelaar ➥ 2.107 V e r w a r m i n g - / Airconditioningsysteem Snelheidsbegrenzer ➥...
  • Pagina 7 RIJHULPSYSTEMEN ABS (antiblokkeersysteem) ESC (elektronische stabiliteitscontrole) Rembekrachtiging Snelheidsbegrenzer ➥ 2.98 Hulp bij wegrijden op een helling ➥ 2.48 Detectie van verkeersborden ➥ 2.95 AUTOHOLD ➥ 2.25 Snelheidsregelaar ➥ 2.102 Lane departure warning ➥ 2.56 Actief rijhulpsysteem ➥ 2.107 Preventie verlaten rijstrook ➥ 2.61 Parkeerhulp ➥...
  • Pagina 8: Veiligheid In De Auto

    VEILIGHEID IN DE AUTO Middelste Airbag ➥ 1.46 Voorste Airbags ➥ 1.39 ZijruitAirbags ➥ 1.46 Zijdelingse Airbags ➥ 1.46 Autogordels ➥ 1.34...
  • Pagina 9: Een Auto Identificeren - Etiketten

    EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN Beoordeling van een voertuigidentifica- tienummer ➥ 6.2 Identificatieplaatje ➥ 6.2 Technische informatie voor de hulpdiensten ➥ 6.3 Identificatieplaatje motor ➥ 6.4 Bandenspanningsetiketten ➥ 2.38 ➥ 4.13...
  • Pagina 10 DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud) remvloeistof ➥ 4.9 Koelvloeistof ➥ 4.9 Dop motoroliereservoir ➥ 4.6 Accu ➥ 4.15, ➥ 1.2, ➥ 5.22 Ruitensproeiervloeistof ➥ 4.9 Motorkap openen ➥ 4.2 Peilstaaf motorolie ➥ 4.4...
  • Pagina 11 PECHHULP Vervangen van een/de rui- Lekke band: tenwisserblad(en) voorruit gereedschappen ➥ 1.109 ➥ 5.8 Reservewiel ➥ 5.2 Verwisselen van een wiel ➥ 5.10 Pompset voor de banden ➥ 5.5 Sleeppunt voor ➥ 5.34 Vervangen van het ruitenwis- serblad achter ➥ 1.114 Vervangen van de richtingaan- wijzerlampen ➥...
  • Pagina 12: Het E-Tech Hybride Voertuig

    HET E-TECH HYBRIDE VOERTUIG EV MODE ➥ 1.2 E-Tech hybride voertuigsysteem: inleiding ➥ 1.2 E-Tech hybride voertuigsysteem: belangrijke adviezen ➥ 1.9 Controleen waarschuwingslampjes ➥ 1.70 Displays en meters ➥ 1.76 Koelvloeistof ➥ 4.9 Energiemeter ➥ 2.28 Peddels voor regeneratief remmen ➥ 2.19 Automatisch parkeren ➥...
  • Pagina 13 Hoofdstuk Ken uw auto  ..............Rijden  ................Comfort  ................ Onderhoud  ..............Praktische tips ............. Technische gegevens  ..........Alfabetische inhoudsopgave  ........0.11...
  • Pagina 14 0.12...
  • Pagina 15: Inhoudsopgave

    Hoofdstuk 1: Ken uw auto Versies E-Tech Hybrid, Mild hybrid advanced, Mild hybrid ........Kaart: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling.
  • Pagina 16: Inleiding

    E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (1/7) 1 “12 volt” accu 2 Oranje elektrische bedrading 3 Tractiebatterij “400 volt” 4 Elektrische motor 5 Verbrandingsmotor...
  • Pagina 17: Dit Systeem Kan Tijdens En Na

    E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (2/7) Opm.: de 12 V-hulpaccu doet niet mee als Het E-Tech hybride systeem gebruikt een Deze batterij ontlaadt bij gebruik, zoals elke elektromotor om de prestaties van de ver- andere batterij. De tractiebatterij wordt op- de motor wordt gestart. Dit wordt verzorgd brandingsmotor te verbeteren (versnelling, geladen: door het E-Tech hybride systeem.
  • Pagina 18 E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (3/7) “400 V”-circuit Het symbool A lokaliseert de elektrische ele- menten van uw auto die risico’s voor uw vei- Het elektrische circuit van 400 V is te her- ligheid met zich kunnen meebrengen. kennen aan de oranje bedrading 6 en aan de onderdelen aangeduid met het symbool ṑ...
  • Pagina 19 E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (4/7) Geluid Voetgangersclaxon De E-Tech hybride voertuigen zijn bijzonder Met de voetgangersclaxon kunt u andere stil in de elektrische bedrijfsmodus. U bent weggebruikers waarschuwen, met name er nog niet aan gewend, en de andere weg- voetgangers en fietsers. In de elektrische gebruikers zijn dat evenmin.
  • Pagina 20 E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (5/7) Werkzaamheden Het E-Tech hybride systeem selecteert de verbrandingsmotor en/of de elektromotor op basis van de rijstijl (soepel, sportief, enz), de verkeerssituatie en de gekozen rijmodus (zie de informatie over “MULTI- SENSE” ➥ 3.2). Diepe plassen, overstromingen: Energiestroom Stroom E Verbrandingsmotortractie Rijd niet verder als het water...
  • Pagina 21 E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (6/7) Opmerking: een combinatie van verschil- lende stromen is mogelijk (bijv. een combi- natie van stroom E en stroom G betekent dat zowel de verbrandingsmotor als de elektro- motor het voertuig aandrijven). De kleur van de wielen C varieert afhankelijk van de motor die wordt gebruikt om het voer- tuig aan te drijven: –...
  • Pagina 22: Volledig Elektrische Rijmodus

    E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (7/7) Druk nogmaals op de schakelaar 8 om de volledig elektrische modus uit te schakelen. Het 8 waarschuwingslampje in de schake-  laar dooft. Het controlelampje 7 ver- dwijnt van het instrumentenpaneel wanneer het voertuig overschakelt naar de hybride modus en de verbrandingsmotor start.
  • Pagina 23: Belangrijke Adviezen

    E-TECH HYBRIDE VOERTUIGSYSTEEM: belangrijke adviezen Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Bij een ongeluk of elektrische schok Bij een ongeval of botsing tegen de onderkant van de auto (bijv.
  • Pagina 24: "48 V" Elektrisch Circuit

    MILD HYBRID ADVANCED VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (1/2) Het Mild hybrid advanced systeem verbe- tert de motorprestaties. Er is meer versnel- lingskoppel beschikbaar voor de auto terwijl er minder brandstof wordt verbruikt. “48 V”-hulpaccu Het Mild hybrid advanced voertuig heeft een “48 V”-hulpaccu ➥ 4.18. Deze batterij bevindt zich onder de vloer achterin.
  • Pagina 25 MILD HYBRID ADVANCED VOERTUIGSYSTEEM: inleiding (2/2) Energiestroom Stroom D Energieproductie (voertuigen uitgerust met een “48 V”- De verbrandingsmotor laadt de “48 V”- hulpaccu) hulpaccu op. Op het instrumentenpaneel worden verschil- Stroom E Verbrandingsmotortractie lende energiestromen weergegeven (afbeel- De verbrandingsmotor wordt gebruikt om ding B of C).
  • Pagina 26 MILD HYBRID ADVANCED VOERTUIGSYSTEEM: belangrijke adviezen Gelieve deze richtlijnen aandachtig te lezen. Als deze instructies niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot brand, ernstige verwon- dingen of elektrische schokken. Bij een ongeluk of elektrische schok Raak de “48 volt” onderdelen of de gele bedrading, die vanuit het interieur of vanaf de buitenkant van de auto zichtbaar zijn, nooit aan.
  • Pagina 27: Risico Op Een Elektrische

    MILD HYBRID VOERTUIGSYSTEEM: inleiding Het Mild hybrid systeem verbetert de mo- torprestaties. Er is meer versnellingskoppel beschikbaar voor de auto terwijl er minder brandstof wordt verbruikt. 12 V-hulpaccu Het Mild hybrid voertuig heeft een 12 volt-hulpaccu ➥ 4.17. De 12 V-accu levert de noodzakelijke ener- gie voor de werking van de uitrusting van de auto (verlichting, ruitenwissers, ABS enz.).
  • Pagina 28: Actieradius

    KAART: algemeen (1/3) Met de kaart kunt u: Actieradius – de portieren, de achterklep en de Controleer of de batterij goed en van het tankdopklep vergrendelen/ontgrendelen juiste model is, en plaats het correct. De (raadpleeg de volgende bladzijdes); levensduur is ongeveer twee jaar: moet worden vervangen als het bericht “Batterij –...
  • Pagina 29 KAART: algemeen (2/3) Radiostoringen De werking van de kaart kan gestoord worden in de omgeving van een zendinstal- latie of bij gebruik van apparatuur die werkt Advies op dezelfde frequentie als de kaart. Stel de kaart niet bloot aan warmte, koude of vocht.
  • Pagina 30: Riem Aanbrengen

    KAART: algemeen (3/3) Riem aanbrengen 7 Steek de riem in het onderdeel 8 en steek het uiteinde van de riem door de gesp. Schuif de behuizing achter 5 omlaag terwijl u Plaats de riem bij de opening 6 en sluit het op de zone A drukt.
  • Pagina 31: Gebruik

    HANDSFREE KAART: gebruik (1/4) De handsfree-functie uit- of Er zijn twee manieren voor het vergrende- len/ontgrendelen van de auto: inschakelen – handsfree, terwijl men naar de auto toe Afhankelijk van de auto kunt u de ontgren- loopt of ervan wegloopt; deling bij het naderen en vergrendeling bij het weglopen van de auto uit-/inschakelen.
  • Pagina 32: Handsfree Ontgrendeling Bij Het Naderen Van De Auto

    HANDSFREE KAART: gebruik (2/4) Handsfree ontgrendeling bij het Handsfree vergrendelen terwijl Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen de toegangszone 1 blijft, wordt de vergren- naderen van de auto; men van de auto wegloopt deling op afstand uitgeschakeld. Als u de Als de kaart in de toegangszone 1 is, wordt Als u van de auto wegloopt met de kaart bij auto wilt ontgrendelen, drukt u op de knop 3...
  • Pagina 33: Bijzonderheden Met Betrekking Tot Het Ontgrendelen

    HANDSFREE KAART: gebruik (3/4) Bijzonderheden met betrekking Bijzonderheden met betrekking tot het ontgrendelen tot vergrendelen in handsfree modus In bepaalde omstandigheden wordt ontgren- deling bij benadering van de auto uitgescha- Nadat de auto is vergrendeld met de hands- keld: free-functie, moet u ongeveer drie secon- den wachten voordat u de auto weer kunt –...
  • Pagina 34: Gebruik Van De Card Met Afstandsbediening

    HANDSFREE KAART: gebruik (4/4) Druk nogmaals op de knop 5 om de gemo- toriseerde achterklep te sluiten maar niet te vergrendelen. Om de auto te ontgrendelen, drukt u op de knop 3. Vergrendelen met de kaart Druk, met de portieren en de bagageruimte gesloten, op de knop 3: de auto wordt ver- grendeld.
  • Pagina 35: Handsfree Kaart: Vergrendeling

    HANDSFREE KAART: VERGRENDELING Als de auto extra portiervergrendeling heeft, kunnen hiermee de portieren worden ver- grendeld en niet met de handgrepen aan de binnenkant van de portieren worden ont- grendeld (na het inslaan van een ruit om het portier van binnenuit te openen). Druk hiervoor twee keer snel achter elkaar op de knop 1.
  • Pagina 36: Portieren Openen En Sluiten

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2) Openen van buitenaf Openen van binnenuit Achterdeuren Als de portieren ontgrendeld zijn of u de Trek aan de handgreep 3. Voorportieren kaart bij u draagt, houd de handgreep 2 vast Afhankelijk van de auto moet u wellicht twee en trek deze naar u toe.
  • Pagina 37: Waarschuwingssignaal Verlichting Brandt Nog

    PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2) Waarschuwingssignaal verlichting brandt nog Als bij het openen van een voorportier de lichten nog branden terwijl het contact is af- gezet dan klinkt er een signaal om u te waar- schuwen. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parke- Waarschuwing portier vergeten ren of stoppen van de auto te sluiten...
  • Pagina 38: In De Card Geïntegreerde Sleutel

    VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/3) Als de afstandsbediening of, afhankelijk van de auto, de kaart niet werkt In bepaalde gevallen werken de FM- afstandsbediening of de kaart niet: – batterij van de FM-afstandsbediening of kaart leeg, accu van de auto ontladen, enz.
  • Pagina 39 VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/3) Gebruik van de sleutel die in de Handmatig vergrendelen van de Schakelaar voor het kaart is ingebouwd portieren vergrendelen/ontgrendelen van de portieren van binnenuit – Trek aan de hendel 3. Verdraai, met open portier, de schroef 5 (met behulp van het uiteinde van de sleutel) De schakelaar 6 bedient gelijktijdig de por- –...
  • Pagina 40: Controlelampje Van De Portiervergrendeling

    VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/3) Controlelampje van de Vergrendelen van de portieren portiervergrendeling zonder kaart of sleutel Wanneer het contact aan is, geeft het 6 Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de waarschuwingslampje in de schakelaar de kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz. staat van de portiervergrendeling aan: Druk met de motor uit en een portier of de –...
  • Pagina 41: Automatische Portiervergrendeling Tijdens Het Rijden

    AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN storingen NB: na het openen/sluiten van een portier, vergrendelt dit weer automatisch zodra de Als u een storing constateert (geen centrale auto 10 km/u rijdt; vergrendeling, het lampje in schakelaar 1 licht niet op wanneer u probeert de portie- Inschakelen/Uitschakelen van ren en de achterklep te vergrendelen enz.), controleert u of de centrale vergrendeling...
  • Pagina 42: Hoofdsteunen Voor

    HOOFDSTEUNEN VOOR De hoofdsteun naar voren of achteren zetten Trek, afhankelijk van de auto, de hoofdsteun naar voren om deze naar voren te bewegen. Om de hoofdsteun naar achteren te ver- plaatsen, drukt u op de knop 1 en duwt u de steun naar achteren.
  • Pagina 43: Voorstoelen Zonder Elektrische Verstelling

    VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING Zitting hoger of lager zetten Stoelverwarming (afhankelijk van de auto) Beweeg de hendel 2 zo vaak als nodig is omhoog of omlaag. Afhankelijk van de auto kunt u met het con- tact aan de stoelverwarming activeren via het multimediascherm.
  • Pagina 44: Voorstoelen Met Elektrische Verstelling

    VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING (1/2) Zitting verstellen Bij auto’s die hiermee zijn uitgerust, kan de Voer deze aanpassingen uit- schakelaar 1 worden gebruikt om het menu Zitting vooruit of achteruit schuiven sluitend uit als de auto stilstaat. “Zitplaatsen” op het multimediascherm te Beweeg de schakelaar 4 naar voren of naar openen (zie de volgende pagina’s).
  • Pagina 45 VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING (2/2) “Favorieten”-functie Afhankelijk van de auto kunt u, door te druk- ken op de stuurbediening 6, de stoelver- warmingen activeren volgens de eerder ge- maakte gebruiksinstellingen. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie over de instelling van deze functie. Storingen Wanneer een storing wordt gedetecteerd, knipperen de lichtjes in het pictogram van de...
  • Pagina 46: Voorstoelen

    VOORSTOELEN: functies (1/2) Afstellen Zie de gebruiksaanwijzing van het multime- Zitplaatsen diasysteem voor informatie over de instellin- Bestuurder gen. Massage U kunt de volgende elementen in- of uitscha- Lumbaal kelen: Relax – gemakkelijke toegang voor bestuurder/ Dynamisch passagier; Intensiteit – visuele feedback van de huidige bewe- Gemakkelijke Stoeltoegang ging.
  • Pagina 47 VOORSTOELEN: functies (2/2) Stand De zitpositie van de bestuurders- en/of pas- Zitplaatsen sagiersstoel kan worden opgeslagen: Bestuurder Passagier De zitpositie bevat de afstellingen van de Massage stoel en de rugleuning van de bestuurders- Lumbaal stoel, de buitenspiegels en het head-up dis- Relax play (afhankelijk van de auto).
  • Pagina 48: Autogordels

    AUTOGORDELS (1/5) De juiste zithouding Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- del. Het niet dragen van de gordel is ge- – Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben). te houden aan de wetgeving van het land Dit is belangrijk voor een goede onder- waarin u zich bevindt...
  • Pagina 49: Afstellen Van De Autogordel

    AUTOGORDELS (2/5) Vergrendelen Trek de riem langzaam en rustig over u heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con- troleer de vergrendeling door aan de gesp 3 te trekken). Als de gordel blokkeert, laat hem dan een stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
  • Pagina 50 AUTOGORDELS (3/5) ß Ook het pictogram 6 verschijnt gedurende ongeveer 60 seconden telkens wanneer een Waarschuwingslampje autogor- van de veiligheidsgordels achter wordt vast- del van de bestuurder vergeten en, af- of losgemaakt. hankelijk van de auto, van de voorpas- sagier Wanneer de voertuigsnelheid 20 km/u be- reikt of overschrijdt en een van de veilig- Dit verschijnt op het centrale display wan-...
  • Pagina 51: Hoogteverstelling Van De Gordel Van De Voorstoelen

    AUTOGORDELS (4/5) Hoogteverstelling van de gordel Gordels aan de zijkanten Autogordel midden achter 9 van de voorstoelen achter 8 Rol de gordel 9 langzaam af. Verplaats de knop 7 om de hoogte van de Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen Plaats de stift 10 in de rode gesp 11. gordel zo af te stellen dat de riem van de gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- borstkas loopt zoals hiervoor is aangege-...
  • Pagina 52 AUTOGORDELS (5/5) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
  • Pagina 53: Gordelspanners

    AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners van het oprolmecha- aanrijding. nisme van de autogordel; – Het is streng verboden zelf –...
  • Pagina 54 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6) Krachtbegrenzer Airbags van bestuurder en passagier voorin Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Deze bevinden zich bij de linker en rechter werking om de kracht die de gordel op het li- voorstoel.
  • Pagina 55 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6) Storingen å Dit controlelampje licht op bij het starten van de motor en dooft na ongeveer drie secondes. Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of als blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.
  • Pagina 56 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6) In de volgende situaties werken de gor- Bij een frontale botsing met een ander, ge- Bij een botsing tegen de zijkant door een delspanners of airbags. lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con- ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met tactzone van meer dan 40% en een snelheid een snelheid van 50 km/u of hoger.
  • Pagina 57 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6) In de volgende voorbeelden kunnen de In de volgende voorbeelden bestaat het – aanrijding tegen de zijkant, aan de voor- gordelspanners of de airbags in werking gevaar dat de gordelspanners ofairbags of achterkant van de auto; treden: niet geactiveerd worden: –...
  • Pagina 58 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
  • Pagina 59: Aanvullende Veiligheidsvoorzieningen

    AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – Gordelspanners in het oprolmecha- aanrijding. nisme (gordels aan de zijkant); – Het is streng verboden zelf – Krachtbegrenzers voor bescherming werkzaamheden uit te voeren aan van de borstkas.
  • Pagina 60 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zij Airbag Dit is een airbag die aan de kant van het por- tier ondergebracht is in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de inzittenden te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant. Zijruit Airbag Waarschuwing met betrekking tot de zij-airbag en middelste airbag Dit type airbag wordt (afhankelijk van de...
  • Pagina 61: Aanvullende Bevestigingsmiddelen

    AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
  • Pagina 62: Kinderveiligheid

    KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen U dient zich te houden aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert.
  • Pagina 63 KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in- De bescherming die het kinderzitje biedt is structies. Neem, bij problemen met het in- afhankelijk van zijn capaciteit om het kind stalleren, contact op met de fabrikant van de vast te houden en van de installatie ervan.
  • Pagina 64 KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de een voorwaarts gerichte zitje reizen.
  • Pagina 65: Keuze Van De Bevestiging Van Het Kinderzitje

    KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3) Bevestiging met de autogordel Er zijn twee bevestigingssystemen voor kinderzitjes: met de autogordel of met het De autogordel moet worden afgesteld om ISOFIX systeem. goed te kunnen werken bij krachtig remmen of bij een botsing.
  • Pagina 66: De Isofix Verankeringen

    KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3) Bevestiging met ISOFIX systeem Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren- dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem Goedgekeurde kinderzitjes ISOFIX zijn ge- garandeert een gemakkelijke, snelle en vei- standaardiseerd volgens de huidige regel- lige montage.
  • Pagina 67 KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3) De ISOFIX verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met het ISOFIX systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere voorwerpen op deze veranke- ringspunten. Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
  • Pagina 68: Installatie Van Het Kinderzitje, Algemeen

    KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (1/2) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- De genoemde types kinderzitjes zijn niet Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit derzitjes bevestigd worden Op het schema overal leverbaar. Controleer, voordat u een mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien op de volgende bladzijde ziet u waar u een ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of nodig naar voren (voor de nodige ruimte op...
  • Pagina 69 KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (2/2) Op zitplaats achter aan de zijkant Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter- stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst. Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- ➥ 3.30. Zet de achterstoel indien nodig zo stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat- ver mogelijk naar achteren.
  • Pagina 70: Kinderzitjes: Bevestiging Met Autogordel

    KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/4) Montageschema voor de versie met vaste zitbank ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert. ² Plaats verboden voor het installe- ren van een kinderzitje. Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel ¬...
  • Pagina 71 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/4) Montageschema voor de versie met verschuifbare zitbank ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert. ² Plaats verboden voor het installe- ren van een kinderzitje. Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel ¬...
  • Pagina 72 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/4) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op de overzichten op de vorige bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Uitvoering vijf zitplaatsen Zitplaats voorin passagier Middelste Middelste Zitplaatsen zitplaats achter zitplaats achter Type kinderzitje Gewicht van het kind achter aan de op de versie met...
  • Pagina 73 KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (4/4) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het gemonteerd kan worden.
  • Pagina 74 KINDERZITJES: gemonteerd met behulp van het ISOFIX-systeem (1/3) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Passagiersstoel voorin Grootte van Zitplaatsen Gewicht van Zitplaats Zonder Type kinderzitje het ISOFIX achter aan de het kind midden achter...
  • Pagina 75 KINDERZITJES: gemonteerd met behulp van het ISOFIX-systeem (2/3) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje. IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden. i-U = Geschikt voor “universele”...
  • Pagina 76 KINDERZITJES: gemonteerd met behulp van het ISOFIX-systeem (3/3) Overzicht van de installatie Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging  Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen achterin zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor- uit.
  • Pagina 77: Uitschakelen Van De Passagiersairbag Voorin

    KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3) De passagiersairbag voorin mag alleen worden geacti- veerd of gedeactiveerd wan- neer de auto stilstaat met het contact uit. Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten å © de controlelampjes Om de staat van de airbag weer in over- eenstemming te brengen met de stand van de grendel, zet u het contact uit en...
  • Pagina 78 KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin wordt...
  • Pagina 79: Inschakelen Van De Passagiersairbag Voorin

    KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het verboden een achterste- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel te gebruiken.
  • Pagina 80 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2) 1.66...
  • Pagina 81 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Ventilatieroosters links en rechts. 16 Laadzone/opbergruimte voor telefoon. 27 Vaste opbergruimte en zekeringenkast. 2 Schakelaar voor: 17 USB-C-aansluitingen.
  • Pagina 82 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2 1.68...
  • Pagina 83 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2 De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Ventilatieroosters links en rechts. 14 Schakelaars voor: 22 Stop and Start bediening of EV MODE 2 Plaats passagiersairbag. –...
  • Pagina 84: Controle- En Waarschuwingslampjes

    CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. ˜ In sommige gevallen wordt het verschijnen Controlelampje richtingaanwij- van het waarschuwingslampje vergezeld zers rechts  door een bericht op het instrumentenpaneel. Controlelampje slecht weer š...
  • Pagina 85: Waarschuwingslampje Stop Onmiddellijk

    CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. å À Richtingaanwijzer airbag Waarschuwingslampje storing Waarschuwingslampje oliedruk remsysteem Het licht op bij het aanzetten van Het licht op bij het aanzetten van het contact of het starten van de motor en Het licht op bij het aanzetten van het contact het contact of het starten van de motor en...
  • Pagina 86: Indicatielampjes

    CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.  Waarschuwingslampje Controlelampje elektronisch Waarschuwingslampje antiblok- © stabiliteitsprogramma (ESC) en keersysteem Dit gaat branden wanneer het con- tractiecontrole tact wordt aangezet of de motor wordt ge- Het licht op bij het aanzetten van het contact start en dooft zodra de motor draait.
  • Pagina 87 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Ä Ô Waarschuwingslampje luchtver- Waarschuwingslampje brand- Waarschuwingslampje koel- ontreiniging stofpeil vloeistoftemperatuur Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, gaat dit Het licht oranje op bij het aanzetten van het Dit licht blauw op wanneer u het contact lampje branden wanneer de motor wordt...
  • Pagina 88 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/6) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.    Controlelampje van de snel- C o n t r o l e l a m p j e Controlelampje elektronisch heidsbegrenzer ➥...
  • Pagina 89 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (6/6) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.   Controlelampje storing tractie- Controlelampje elektrische be- batterij drijfsmodus Als dit lampje samen met het controlelampje Dit verschijnt wanneer het voertuig alleen ©...
  • Pagina 90: Instrumentenpaneel

    DISPLAYS EN METERS (1/5) Weergave kiezen Blader, afhankelijk van het voertuig, met de knop 1 door de diverse weergave-opties voor het instrumentenpaneel A. U kunt kiezen uit deze weergaven: – klassiek; – navigatie; – realistische scène; – minimaal. Instrumentenpaneel verschijnt zodra het bestuurdersportier wordt geopend.
  • Pagina 91 DISPLAYS EN METERS (2/5) Snelheidsmeter 2 Brandstofpeilmeter 10. Informatiezone 7. Blader, afhankelijk van het voertuig, met de Als het minimumpeil is bereikt, verschijnt het  Informatie over actieve navigatie 3. knop 12 door de diverse weergave-widgets voor het instrumentenpaneel A: ingebouwde waarschuwingslampje Toerenteller 4.
  • Pagina 92: Bijzonderheden Van De E-Tech Hybride Versie

    DISPLAYS EN METERS (3/5) Bijzonderheden van de E-Tech Waarschuwingslampje regeneratief remniveau 16 ➥ 1.2. hybride versie Oplaadniveau tractiebatterij 17. Controlelampje elektrische bedrijfsmo- dus 13. Dit verschijnt als het voertuig enkel wordt aangedreven door de tractiebatterij. Energiemeter 14. Aan de energiemeter kunt u meteen het energieverbruik van uw auto zien ➥...
  • Pagina 93 DISPLAYS EN METERS (4/5) Zie de gebruiksaanwijzing van het multi- mediasysteem voor de instellingen van het head-up display. De hoogte van de informatie op het display afstellen Gebruik geen oplosmiddelen, afwas- Naargelang van uw rijhouding kunt u de in- middelen of schuurdoeken om de be- formatie op het display naar boven of naar schermlaag te reinigen.
  • Pagina 94: Instrumentenpaneel In Mijlen

    DISPLAYS EN METERS (5/5) Opmerking: – in beide gevallen gaat de boordcomputer, als de accu is uitgeschakeld, automatisch terug naar de oorspronkelijke eenheid; – de wijziging van kilometers naar mijlen geldt alleen voor de huidige snelheid. Instrumentenpaneel in mijlen (mogelijkheid om over te gaan op km/u) Als het voertuig stilstaat en de motor draait, selecteert u in het multimediascherm 19 de voertuigmodus.
  • Pagina 95 BOORDCOMPUTER: algemene informatie (1/2) Druk de schakelaar 1 herhaaldelijk omhoog/ omlaag om door de functies te bladeren. Op het instrumentenpaneel A: a) ritinstellingen; – Verbruik sinds de laatste reset en huidig brandstofverbruik; – afgelegde afstand sinds de laatste nu- linstelling; b) interval voor onderhoudsbeurten;...
  • Pagina 96: Resetten Van De Dagteller En Ritinstellingen (Resetknop)

    BOORDCOMPUTER: algemene informatie (2/2) Betekenis van de waarden gedurende de eerste paar kilometer na een nulinstelling De waarden van gemiddeld verbruik, bereik en gemiddelde snelheid worden stabieler en nauwkeuriger naarmate de afgelegde afstand vanaf de laatste nulinstelling groter wordt. De eerste kilometers na een nulinstelling kunt u constateren dat de actieradius toe- neemt tijdens het rijden.
  • Pagina 97: Boordcomputer

    BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding a) Functieoverzicht. Aanduiding achtereenvolgens: – informatieboodschappen (passagiersairbag OFF enz.); –...
  • Pagina 98 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de ingebouwde onderhoudsboodschap e) De afstand tot de volgende onderhoudsbeurt en olieverversing. Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt Onderhoudsbeurt binnen Met het contact aan en een stilstaande motor, toegang tot de informatie...
  • Pagina 99 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de melding f) De afstand tot de volgende onderhoudsbeurt of olieverversing. Afstand olieverversing Met het contact aan en een niet-draaiende motor, toegang tot de km-stand om Olie verversen binnen...
  • Pagina 100 BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding “Draai stuurwiel + START” Draai het stuurwiel licht terwijl u op de startknop van de auto druk om de stuurkolom te ontgrendelen. “Test systemen”...
  • Pagina 101 BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen © Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt. Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het ©...
  • Pagina 102 BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
  • Pagina 103: Menu Voor Het Personaliseren Van De Auto-Instellingen

    MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/2) Selectie van de instellingen d) “Afvegen”: – “Achterruitwisser aan bij achteruit”; Selecteer een tabblad en vervolgens de – “Automatische voorruitwissers”; functie die moet worden gewijzigd (de weer- – ... gave hangt af van de uitrusting en het land Afhankelijk van de functie, selecteer: van de auto): –...
  • Pagina 104 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/2) – instelling selectie (toegang, welkom, ver- lichting, wisser, etc.); – functie “Geautomatiseerde park assist”; – stand ECO; – 360° camera; – HDC; – ... Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie over de instelling van deze functie.
  • Pagina 105: Klok En Buitentemperatuur

    KLOK EN BUITENTEMPERATUUR U hebt toegang tot diverse instellingen: – “Datumnotatie”; – “Tijdnotatie”; – “Selecteer een tijdzone”; – “Tijdzone instellen”; – ... Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie. Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en Als de elektrische voeding onderbroken +3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waarschu- De tijd instellen...
  • Pagina 106: Stuurwiel, Stuurbekrachtiging

    STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING (1/2) Hoogte- en diepteverstelling van Stuurwielverwarming Uitschakelen van de functie het stuurwiel (Afhankelijk van de auto) – Automatisch: Met deze functie wordt het stuurwiel ver- Laat de hendel 1 zakken en zet het stuurwiel De functie wordt ongeveer 30 minuten na warmd 4.
  • Pagina 107 STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING (2/2) Stuurbekrachtiging Opmerking: de stuurbekrachtiging hangt af van de geselecteerde modus in het menu Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- “MULTI-SENSE” ➥ 3.2. laden is. Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
  • Pagina 108: Spiegels

    SPIEGELS (1/2) Kantelende spiegels bij – wanneer de motor stilstaat. achteruitrijden Voor auto’s met een bestuurdersstoel met Vastleggen van de afstellingen geheugen kunt u de spiegels specifiek af- – De buitenspiegels afstellen (zie vorige stellen bij het achteruitrijden en de stand in paragrafen);...
  • Pagina 109 SPIEGELS (2/2) Elektrisch inklapbare spiegels De buitenspiegels klappen automatisch uit als de auto wordt ontgrendeld. De spiegels klappen automatisch in bij het vergrendelen van de auto. U kunt het automatisch in- of uitklappen van de buitenspiegels uit- en inschakelen ➥ 1.89. U kunt het systeem uitzetten met de scha- kelaar 3.
  • Pagina 110: Claxon En Lichtsignalen

    CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers Zet de schakelaar 1 in dezelfde richting als waarin u het stuurwiel wilt bewegen. Werking van de sneltoets Verschuif de hendel 1 even omhoog of omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet overschrijdt, en laat hem dan weer los: de hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke stand en het betreffende richtingaanwijzer- lampje knippert drie keer.
  • Pagina 111: Verlichting En Signalen

    VERLICHTING EN SIGNALEN (1/10) Automatische werking Draai de ring 3 tot het symbool AUTO bij het merkteken 2 staat: met draaiende motor schakelen de dimlichten automatisch in en uit, naargelang de helderheid buiten, zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te bedienen. Afhankelijk van de auto verschijnen de dim- lichten automatisch na enkele wisbewegin- gen van de ruitenwisserbladen.
  • Pagina 112: Bochtverlichting

    VERLICHTING EN SIGNALEN (2/10) Lichten uit Adaptieve verlichting voor (afhankelijk van de auto) Draai de middelste ring om het merkteken 4 Deze functie past automatisch de breedte en tegenover het symbool 5 te plaatsen. het bereik van de dimlichtkoplampen aan de snelheid en de weersomstandigheden aan.
  • Pagina 113: Grootlicht

    VERLICHTING EN SIGNALEN (3/10) Het grootlicht wordt automatisch ontstoken wanneer: – er weinig licht buiten is; – er geen andere auto of verlichting wordt gedetecteerd; – als de auto sneller dan ongeveer 40 km/u rijdt. Als niet aan een van de voorwaarden hier- onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld naar dimlicht.
  • Pagina 114: Automatisch Grootlicht (Vervolg)

    VERLICHTING EN SIGNALEN (4/10) Automatisch grootlicht (vervolg) Opmerking: door op de schakelaar 1 te drukken, wordt de functie voor automatisch grootlicht uitgeschakeld, het controlelampje  op het instrumentenpaneel gaat uit en de auto zet het grootlicht aan. storingen Wanneer het bericht “Controleer autom ver- lichting”...
  • Pagina 115: Adaptief Grootlicht

    VERLICHTING EN SIGNALEN (5/10) Onder bepaalde omstandigheden wordt de helderheid van de adaptieve grootlichtkop- lampen aangepast om de verlichting te op- timaliseren: – bij het naderen van reflecterende borden wordt het verlichtingsvermogen plaatse- lijk verminderd om verblinding te beper- ken; –...
  • Pagina 116: Adaptieve Grootlichtkoplampen (Vervolg)

    VERLICHTING EN SIGNALEN (6/10) Adaptieve grootlichtkoplampen Adaptief grootlicht uitschakelen: (vervolg) Druk op de schakelaar 6, het controlelampje  Het grootlicht wordt automatisch ontstoken op het instrumentenpaneel gaat uit. wanneer: – er weinig licht buiten is; – de rijsnelheid is hoger dan de drempel- waarde.
  • Pagina 117: Uitschakelen Van De Lichten

    VERLICHTING EN SIGNALEN (7/10) Adaptieve grootlichtkoplampen Geluidssignaal vergeten (vervolg) verlichting In het geval dat de lichten zijn ingescha- Bijzonderheid keld na het stilzetten van de motor, klinkt er De adaptieve verlichting van het grootlicht een signaal bij het openen van het bestuur- is geschikt voor de geselecteerde rijmodus dersportier om u te waarschuwen dat de (My Sense/ECO/Comfort/Sport).
  • Pagina 118: Functie Welkom En Afscheid

    VERLICHTING EN SIGNALEN (8/10) Functie Welkom en afscheid Inschakelen/uitschakelen van de functie (afhankelijk van de auto) Raadpleeg voor in- of uitschakelen van de externe ontvangst de handleiding van het Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan multimediasysteem. de dagrijverlichting en de markeringslichten achter automatisch aan wanneer card wordt gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
  • Pagina 119 VERLICHTING EN SIGNALEN (9/10) Met de motor gestopt en de lichten uit- De functie geschakeld, na het openen van de be- “uitschakelvertraging” deactiveren stuurdersdeur en met de ring 3 in de stand Om de verlichting uit te schakelen voordat AUTO, trekt u de schakelaar 1 naar u toe: de deze automatisch uitschakelt, verdraait u de markeringslichten en dimlichten gaan onge- ring 3 (de stand is onbelangrijk) en draait u...
  • Pagina 120: Mistachterlicht

    VERLICHTING EN SIGNALEN (10/10) Lichten uit Draai de middelste ring opnieuw tot het merkteken 4 tegenover het symbool van de mistlampen staat die u wilt uitschakelen. Het bijbehorende controlelampje op het instru- mentenpaneel dooft. Bij het uitschakelen van de verlichting gaan ook de mistlichten achter uit.
  • Pagina 121: Koplampen Afstellen

    KOPLAMPEN AFSTELLEN (1/2) Voorbeelden van de stand van de schakelaar A , afhankelijk van de belading Bestuurder alleen of met een passagier voorin Alle stoelen bezet Afhankelijk van het voertuig kunt u met de Bestuurder met passagiers en bagage (of schakelaar A de hoogte van de koplamp- belading) tot de maximaal toegelaten totale stralen aanpassen aan de belading.
  • Pagina 122: Tijdelijke Afstelling

    KOPLAMPEN AFSTELLEN (2/2) Wanneer u links rijdt met een auto met de bestuurdersstoel aan de linkerkant (of andersom), bent u verplicht om tij- dens uw verblijf de lichten te laten afstel- len door een merkdealer. Tijdelijke afstelling Open de motorkap en zoek de markering B nabij een van de koplampen.
  • Pagina 123: Ruitenwisser, -Sproeier Voor

    RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (1/5) Auto voorzien van ruitenwisser Bijzonderheid voor met interval Tijdens het rijden gaat de wisser langza- mer werken als de auto stopt. Van snel con- A een keer wissen tinu wissen naar langzaam continu wissen. Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen Door kort te drukken maakt de ruiten- de wissers weer met de oorspronkelijk inge- wisser één wisbeweging.
  • Pagina 124 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (2/5) Wanneer automatisch wissen is ingescha- keld of de gevoeligheid wordt verhoogd, wordt één wisbeweging uitgevoerd. Opmerking: – de regensensor heeft enkel een onder- steunende functie. Bij beperkte zicht- baarheid moet de bestuurder zijn ruiten- wisser handmatig inschakelen. Bij mist of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet altijd automatisch en blijft deze onder uw controle.
  • Pagina 125 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (3/5) storingen Bijzonderheid Bij een storing van het automatisch wissen, Tijdens het rijden gaat de wisser lang- schakelt de ruitenwisser over op wissen met zamer werken als de auto stopt. Van snel intervallen. Roep de hulp in van een merk- continu wissen naar langzaam continu dealer.
  • Pagina 126: Bijzondere Stand Van De Ruitenwisser Voor (Onderhoudsstand)

    RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (4/5) Bijzondere stand van de ruitenwisser voor (onderhoudsstand) In deze stand kunnen de bladen worden op- getild om ze van de voorruit te verwijderen. Dit kan helpen: – om de bladen te reinigen; – om de bladen van de voorruit los te maken in winterse weersomstandighe- den;...
  • Pagina 127: De Werking Van Een Ruitenwisserblad

    RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (5/5) Opmerking: Bij temperaturen onder nul kan de ruitenwisservloeistof aanvriezen op de voorruit en het zicht verminderen. Verwarm de voorruit met behulp van de ontwase- mingsschakelaar voordat u ze reinigt. De werking van een ruitenwisserblad Let op de staat van de ruitenwisserbla- den.
  • Pagina 128 ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2) Om de werking te stoppen, laat u opnieuw de ring 3 draaien. Opmerking: als u de auto door een was- straat rijdt, moet u de ring 3 van de scha- kelaar 1 in ruststand zetten om het automa- tisch wissen uit te zetten.
  • Pagina 129 ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (2/2) Inschakelen/uitschakelen van de Wanneer er zich obstakels op de achterruit achterruitwisser bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui- tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als Wanneer de achteruitversnelling wordt inge- een obstakel de beweging van het blad ver- schakeld, wordt het wissen met intervallen hindert, kan het blad stoppen.
  • Pagina 130: Brandstoftank (Brandstof Tanken)

    BRANDSTOFTANK (1/3) Soort brandstof Gebruik brandstof van goede kwaliteit die overeenkomt met de normen die in elk land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt met de indicaties op de sticker op klepje 1. ➥ 000. Controleer na het tanken of het klepje Bruikbare inhoud van de LPG-tank: De klep 2 is in de vulopening ingebouwd.
  • Pagina 131: Tanken Van Brandstof

    BRANDSTOFTANK (2/3) Tanken van brandstof Bijzonderheid Bij het stoppen van de auto gedurende on- Druk, met het contact uitgeschakeld, met het geveer 3 maanden moet u brandstof toe- vulpistool de klep 2 open en steek het vul- voegen om te voorkomen dat de brand- pistool zo ver mogelijk naar binnen voordat stofpomp beschadigt.
  • Pagina 132: Aanhoudende Stank Van Brandstof

    BRANDSTOFTANK (3/3) Schade die ontstaan is als gevolg van het tanken van loodhoudende benzine wordt niet door de fabrieksgarantie gedekt. Om te voorkomen dat er abusievelijk lood- houdende benzine wordt getankt, heeft de vulhals een nauwe doorlaat met een veilig- heidssysteem waarin alleen een vulpistool met ongelode benzine past.
  • Pagina 133: Hoofdstuk 2: Het Rijden

    Hoofdstuk 2: Het rijden Inrijden, starten, stoppen van de motor ............Functie Stop and Start .
  • Pagina 134 INRIJDEN Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan 130 Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds- km/uur in de hoogste versnelling en laat de document van uw auto. motor met niet meer dan 3 000 tot 3 500 tr/ min draaien. Pas na ongeveer 3 000 km zult u over het volle vermogen van de motor kunnen be- schikken.
  • Pagina 135 STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (1/4) Bijzonderheden – Als niet is voldaan aan één van de start- voorwaarden, verschijnt het bericht “Druk het rempedaal in + START” of “Ontkoppelen + START” of “Zet versnel- lingshendel op P” op het instrumentenpa- neel.
  • Pagina 136 STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (2/4) Starten (vervolg) – als bij auto’s met een handgeschakelde versnellingsbak de motor afslaat, ver- schijnt het bericht “Ontkoppelen” op het instrumentenpaneel. Druk het koppe- lingspedaal helemaal in om de motor op- nieuw te starten; –...
  • Pagina 137: Voorwaarden Voor Het Stoppen Van De Motor

    STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (3/4) storingen Als de kaart niet in het interieur aanwezig is als u de motor wilt stoppen, verschijnt het In sommige gevallen werkt de handsfree- bericht “Kaart ontbreekt: START ingedrukt card niet: houden” op het instrumentenpaneel: druk ten minste twee seconden op de toets 2.
  • Pagina 138 STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (4/4) Speciaal geval bij E-Tech Controleer, als u de auto ver- hybride voertuigen laat en vooral als u de kaart bij u hebt, of de motor volledig is Met stilstaande auto, in de elektrische be- uitgeschakeld.
  • Pagina 139: Functie Stop And Start

    FUNCTIE STOP AND START (1/4) Dit systeem zorgt voor een lager brandstof- De uitrustingen van de auto blijven in wer- verbruik en vermindert de uitstoot van broei- – bij een snelheid van nul of, afhankelijk king terwijl de motor stilstaat. kasgassen.
  • Pagina 140: Voorwaarden Van Stand-By Bij Hoge Snelheid

    FUNCTIE STOP AND START (2/4) Voorwaarden van stand-by bij Verhinderen dat de motor op Stand-by uitschakelen hoge snelheid stand-by wordt gezet Voor een automatische versnellingsbak: Afhankelijk van het voertuig kan stand-by In bepaalde omstandigheden, zoals bij in- – bij openen van het bestuurdersportier; worden geactiveerd in de vrijloopmodus voegen op een kruispunt, is het mogelijk om ➥...
  • Pagina 141: Omstandigheden Waarbij De Motor Niet Op Stand-By Wordt Gezet

    FUNCTIE STOP AND START (3/4) Omstandigheden waarbij de Voor de manuele versnellingsbak: – de helling is te steil voor auto’s met auto- matische transmissie; motor niet op stand-by wordt – als het bestuurdersportier wordt ge- gezet opend, zonder dat daarbij een versnelling –...
  • Pagina 142 FUNCTIE STOP AND START (4/4) Storingen Bijzonderheid van het automatisch weer starten van de motor Wanneer het bericht “Stop & Start controle- Onder bepaalde omstandigheden kan de ren” op het instrumentenpaneel verschijnt motor vanzelf weer starten om uw veiligheid en het schakelaarlampje 1 aan is, geeft dit en uw comfort te waarborgen.
  • Pagina 143 SPECIALE FUNCTIES VAN BENZINEMOTOREN (1/2) Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt; herstellen.
  • Pagina 144 SPECIALE FUNCTIES VAN BENZINEMOTOREN (2/2) Roetfilter Opmerking: het controlelampje kan na Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het © 20 minuten uitgaan als niet volledig is vol- waarschuwingslampje branden en Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-  daan aan de rijcondities voor het reinigen ling van uitlaatgassen van de benzinemotor.
  • Pagina 145: Automatische Transmissie

    AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/6) Elektronische keuzehendel 1 Tip-keuzehendel R: achteruitrijden Zet de keuzehendel 1 een of twee klikken omhoog of omlaag om de gewenste stand N: neutraal (R, N of D) in te schakelen. Als u hendel lo- D: automatische werking slaat, gaat deze naar de stabiele stand.
  • Pagina 146 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/6) Om stand P uit te schakelen Om de auto in neutraal te zetten Druk met stilstaande auto en lopende motor Met stilstaande auto en draaiende motor op het rempedaal en zet de keuzehendel 1 stand N inschakelen: druk op het rempedaal omhoog of omlaag in de gewenste stand.
  • Pagina 147: Stand Automatisch

    AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/6) Stand automatisch Om de achteruitversnelling in te Zuinig rijden schakelen Laat de selecteurhendel voor normaal ge- Zet, met stilstaande auto en het rempedaal bruik in stand D staan. Als het gaspedaal ingedrukt, de keuzehendel 1 twee klikken Zet, met stilstaande auto en lopende motor, iets wordt ingedrukt, schakelt de transmis- omlaag om stand D in te schakelen.
  • Pagina 148 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (4/6) Stand handgeschakeld (auto’s met schakelpeddels) Tijdens het rijden in stand D kunt u overscha- kelen naar handgeschakelde modus met de peddels 3 en 4 op het stuurwiel. Afhankelijk van de auto zijn twee handmatige rijstijlen beschikbaar: – in de “tijdelijke” handgeschakelde modus kunt u geforceerd schakelen, door kort op één van de twee peddels te drukken.
  • Pagina 149: Parkeren Van De Auto

    AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (5/6) Bijzondere gevallen – Om bij koud weer te voorkomen dat de – Druk met draaiende motor op de knop P, motor afslaat, raden wij u aan na het star- zet de keuzehendel 1 een klik omhoog of In sommige gevallen (zoals ter bescher- ten van de motor even te wachten voor- omlaag en stop de motor.
  • Pagina 150 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (6/6) Onderhoudsintervallen – als tijdens het rijden het bericht Zorg bij een motorstoring of een elektrische “Versnellingsbak risico op schade” ver- storing (accustoring) die van invloed is op de Raadpleeg het onderhoudsdocument voor schijnt op het instrumentenpaneel, wordt werking van de automatische versnellings- uw auto of een geautoriseerde dealer om na het motorvermogen bewust beperkt om...
  • Pagina 151: E-Tech Hybride Voertuigsysteem: Regeneratief Remsysteem

    E-TECH HYBRIDEVOERTUIGSYSTEEM: regeneratief remsysteem Peddels voor regeneratief Rijden met peddels Niveaus van regeneratief remmen remmen 1 en 2 Het waarschuwingslampje 3 informeert u Bij loslaten van het gaspedaal gebruikt het over het niveau van regeneratief remmen: voertuig regeneratief remmen om het voer- U kunt de peddels 1 en 2 gebruiken om het tuig af te remmen.
  • Pagina 152 VERSNELLINGSHENDEL Versnellingshendel Auto’s met handgeschakelde versnel- lingsbak: volg de tekening op knop 1. Auto’s met automatische versnellings- bak: ➥ 2.13. Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens Inschakelen achteruitversnelling tegenaan rijden (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een De achteruitrijlichten gaan branden, zodra trottoir of ander stadsmeubilair) en daar- de achteruitversnelling is ingeschakeld en...
  • Pagina 153: Automatische Werking

    ELEKTRONISCHE PARKEERREM (1/4) In alle andere gevallen, bijvoorbeeld de motor is afgeslagen of staat in de modus stand-by als gevolg van de Stop and Start ➥ 2.7, de automatische parkeer- rem wordt niet automatisch toegepast. De handbediening moet dan gebruikt worden. Voor bepaalde modellen in sommige landen wordt de rem niet automatisch vastgezet.
  • Pagina 154: Automatische Werking (Vervolg)

    ELEKTRONISCHE PARKEERREM (2/4) Automatische werking (vervolg) Opmerking: in sommige situaties (automa- tische parkeerrem defect, handmatig ont- grendelen van de automatische parkeerrem, enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver- schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken” op het instrumentenpaneel om u te waar- schuwen dat de automatische parkeerrem is losgezet.
  • Pagina 155 ELEKTRONISCHE PARKEERREM (3/4) – zet de elektronische parkeerrem hand- matig los (lees “Elektronische parkeer- rem handmatig loszetten” op de vorige pagina); – afhankelijk van de auto wordt de parkeer- rem automatisch geactiveerd. U moet deze handmatig loszetten. Kortstondige stop Parkeren met vrijgezette automatische par- keerrem (bijvoorbeeld als het vriest): Om de elektronische parkeerrem handma- –...
  • Pagina 156: Uitvoering Met Automatische Transmissie

    ELEKTRONISCHE PARKEERREM (4/4) storingen Het bericht “Ontgrendel parkeerrem hand- matig” verschijnt op het instrumentenpaneel – Bij een storing verschijnt het waarschu- © als de bestuurder het gaspedaal indrukt. wingslampje op het instru- mentenpaneel, samen met het bericht “Controleer parkeerrem” en soms het waarschuwingslampje Raadpleeg snel een merkdealer.
  • Pagina 157: "Autohold" Functie

    “AUTOHOLD” FUNCTIE (1/2) De auto is gestopt (bijvoorbeeld bij een rood verkeerslicht, een kruispunt, een file, enz.), de functie waarborgt de remkracht zelfs wanneer de bestuurder het rempedaal los- laat. De remkracht wordt opgeheven zodra de bestuurder voldoende accelereert met een ingeschakelde versnelling.
  • Pagina 158 “AUTOHOLD” FUNCTIE (2/2) Voorwaarden voor het in stand houden Voorwaarden voor het onderbreken van van de remkracht de remkracht Aan de volgende voorwaarden moet worden Aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan: voldaan: – Het bestuurdersportier is gesloten; – De bestuurder accelereert voldoende met een ingeschakelde versnelling;...
  • Pagina 159 MILIEU Denk zelf ook aan het milieu Kringloop Uw auto is ontwikkeld met een zo groot mogelijke aandacht voor het milieu gedu- Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor – Onderdelen en voertuigen mogen aan rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabricage, 95% herbruikbaar.
  • Pagina 160: Tips Voor Het Rijden, Eco-Modus

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (1/7) Het brandstofverbruik is goedgekeurd over- Afhankelijk van de auto beschikt u over ver- Op het multimediascherm (zie voor meer in- eenkomstig een voorgeschreven standaard- schillende functies die u kunnen helpen het formatie de gebruikershandleiding van het methode.
  • Pagina 161: Op Het Instrumentenpaneel

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (2/7) Op het instrumentenpaneel Waarschuwingslampje voor Indicatielampje rijstijl 3 overschakelen naar de volgende Dit lampje informeert u in real time over uw Afhankelijk van de auto kunt u het instru- versnelling 2 rijstijl. mentenpaneel aanpassen met verschillende U kunt het indicatielampje rijstijl;...
  • Pagina 162: Op Het Multimediascherm

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (3/7) Predictieve ECO-rijhulp Afhankelijk van het voertuig kan deze func- tie u helpen om een zuinigere rijstijl aan te leren, door u via een indicator 4 op het in- strumentenpaneel te laten weten op welk moment het gaspedaal moet worden losge- laten bij het naderen van bepaalde rijsitua- ties (rotonde, snelheidslimiet, enz.).
  • Pagina 163 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (4/7) “Vrijloopmodus” stand ECO Afhankelijk van de auto wordt, bij auto’s met De ECO-modus is een functie die het brand- een automatische transmissie, in de rem- stofverbruik zo laag mogelijk houdt. Dit be- fasen (met de voet volledig van het gaspe- ïnvloedt het voertuiggedrag (accelereren, daal), de vrijloop ingeschakeld (automatisch schakelen, snelheidsregelaar, vertraging,...
  • Pagina 164 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (5/7) Navigatiesysteem Gebruikszone A “energieterugwinning” Wanneer u tijdens het rijden uw voet optilt Met behulp van de beschikbare informatie van het gaspedaal of wanneer u op het rem- op uw navigatiesysteem (verkeersinforma- pedaal drukt, genereert de motor tijdens het tie, dichtstbijzijnde oplaadpunt, enz.) kunt u afremmen elektriciteit die wordt gebruikt om uw route beter plannen.
  • Pagina 165: Tips Voor Het Rijden En Ecorijden

    TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (6/7) – Laat het toerental van de motor in de lagere versnellingen niet te ver oplopen. Kies indien mogelijk altijd de hoogste ver- snelling. – Rijd bij een stoplicht kalm weg. – Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel- heid van de auto met het gaspedaal door voor een obstakel of een bocht tijdig gas terug te nemen.
  • Pagina 166 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (7/7) – Voor auto’s met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een aircondi- tioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
  • Pagina 167: Tips Voor Onderhoud En Minder Luchtverontreiniging

    TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING – Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling Voor een goede werking van het uitlaatsys- aan het einde van de gebruiksduur, die van teem en het handhaven van de emissie- filterelement vermindert het rendement.
  • Pagina 168 Dit vermindert het brandstofverbruik en de slijtage van remblokken en banden. *Verleng uw abonnement op de verbonden diensten in de MY Renault-app om volledig ge- bruik te maken van deze rijhulpfuncties. Inschakelen/uitschakelen Selecteer in de modus “Voertuig” het menu “Rijondersteuning”...
  • Pagina 169: De Werking Van De Startvergrendeling

    PREDICTIEVE ECO-RIJHULP (2/2) De werking van de De functie kan niet het volgende startvergrendeling detecteren: Bij het naderen van een verkeerssituatie, – hellingen (bergop of bergaf); verschijnen de indicatoren 1 en 2 op het in- – kruisingen zonder stopbord of voorrangs- strumentenpaneel.
  • Pagina 170: Waarschuwing Bij Verlies Van Bandenspanning

    WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/5) Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar- De werking van het systeem schuwt dit systeem voor verlies van span- Dit systeem detecteert een verlies van span- ning in een of meerdere banden. ning in een van de banden door tijdens het Het systeem kan worden geïdentificeerd rijden de snelheid van de banden te meten.
  • Pagina 171: De Referentiewaarde Voor De Bandenspanning Opnieuw Instellen

    WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/5) Werkingsvoorwaarden De referentiewaarde voor de – aanzienlijke wijziging van de belading of verdeling van de belading aan één kant bandenspanning opnieuw Het systeem moet worden gereset met van de auto instellen een spanning zoals vermeld op het ban- –...
  • Pagina 172 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/5) Resetprocedure via het multimediascherm 3 Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie. ® Waarschuwingslampje dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. 2.40...
  • Pagina 173: Vervangen Van Wielen/Banden

    WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/5) Corrigeren van de Elke keer dat een wiel/band wordt verwis- seld, moet de bandenspanning worden ge- bandenspanning corrigeerd en moet de referentiewaarde De spanningen van de vier banden voor de bandenspanning worden gereset. moeten koud worden ingesteld (raad- pleeg het label op de zijkant van het bestuur- Reservewiel dersportier).
  • Pagina 174 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (5/5) De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band). Controleen Boodschappen Interpretatie waarschuwingslampjes Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning of lekke band is gedetec-  Banden oppompen en initialiseren teerd.
  • Pagina 175: Bandenspanning-Controlesysteem

    BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/5) Reset van de referentiewaarde voor bandenspanning Deze gebeurt: – wanneer de referentiespanning in de banden moet worden gewijzigd om aan- gepast te zijn aan de gebruiksomstandig- heden (onbelast, belast, rijden op de au- tosnelweg ...); – na het wisselen van de wielen (dit wordt echter afgeraden);...
  • Pagina 176 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/5) Het knipperende bandensymbool geeft aan dat het verzoek om de referentiewaarde voor de bandenspanning opnieuw in te stel- len, is bevestigd. Het resetten kan een paar minuten duren tij- dens het rijden. Als de reset wordt gevolgd door korte ritten, kan de weergave van stap 3 in de tabel op de volgende bladzijde na verschillende ach- tereenvolgende herstarts blijven bestaan.
  • Pagina 177 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/5) De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure. Treeplank Weergaven Interpretatie Begin met ingeschakeld contact en stilstaande auto met het resetten van de spanning van alle vier de banden door de schakelaar 2 omlaag te drukken en ingedrukt te houden. De aanhalingstekens “---”...
  • Pagina 178 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/5) Corrigeren van de Vervangen van wielen/banden bandenspanning Neem contact op met een merkdealer om de banden te vervangen en om erachter De spanningen van de vier banden te komen welke accessoires bij het sys- moeten koud worden ingesteld (raad- teem horen.
  • Pagina 179 BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (5/5) De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band). ® Waarschuwingslampje dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Controleen Boodschappen Weergaven Interpretatie waarschuwingslampjes (afhankelijk van de auto) Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden geel weergegeven.
  • Pagina 180: Hulpen Correctiesystemen Tijdens Het Rijden

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/8) Antiblokkeersysteem van de Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- staan uit: wielen (ABS) – het antiblokkeersysteem van de Bij krachtig remmen voorkomt ABS het blok- wielen (ABS); keren van de wielen, zodat de remweg be- –...
  • Pagina 181 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/8) Elektronisch Storingen Onderstuurcontrole stabiliteitsprogramma (ESC) Dit verbetert de werking van het ESC bij © – worden verlicht op met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- het instrumentenpaneel en de berich- wielen hun grip verliezen).
  • Pagina 182 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/8) storingen Omdat de tractiecontrole extra veiligheid geeft, raden wij u af te rijden met deze func- Wanneer het systeem een storing detec- tie uitgeschakeld. Herstel de werking van teert, verschijnt het bericht “Controleer ESC” deze functie zo snel mogelijk door weer op op het instrumentenpaneel en lichten de schakelaar 1 te drukken.
  • Pagina 183: Noodstopbekrachtiging

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/8) Noodstopbekrachtiging Remanticipatie Afhankelijk van de auto anticipeert het sys- Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op zorgt voor het verminderen van de remweg het remmen om de remweg te verminderen.
  • Pagina 184: Hulp Bij Wegrijden Op Een Helling

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/8) Hulp bij wegrijden op een helling Afhankelijk van de helling van de weg helpt dit systeem de bestuurder bij het wegrijden op een helling. Het voorkomt dat de auto achteruit rolt, door automatisch de remmen vast te zetten als de bestuurder het rempe- Het systeem van de hulp bij het daal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
  • Pagina 185 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (6/8) – Selecteer vanuit de voertuigmodus 2, af- hankelijk van het voertuig, “Dynamisch Dynamisch chassis chassis” 3 en druk dan op 4; het waar-  schuwingslampje verschijnt op het instrumentenpaneel. Druk nogmaals op 4 om de functie uit te schakelen. Het Configureren ...
  • Pagina 186 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (7/8) storingen Bij een storing verschijnt de melding “HDC controleren” oranje op het instrumentenpa- neel. Raadpleeg een merkdealer bij een sto- ring. Als het systeem niet beschikbaar is, ver- schijnt het bericht “HDC niet beschikbaar” op het instrumentenpaneel.
  • Pagina 187: Achterwielbesturing

    HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (8/8) Storingen © – Als het waarschuwingslampje in combinatie met de boodschap “Controleer stuurbekracht.” op het instru- mentenpaneel verschijnt: raadpleeg een merkdealer. ® – Als het waarschuwingslampje combinatie met de boodschap “Storing stuurbekracht.” op het instrumentenpa- neel verschijnt, duidt dit op een storing in het systeem.
  • Pagina 188: Waarschuwing Bij Verlaten Van Rijstrook

    WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/5) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enzovoort). Op basis van de informatie van de camera 1 waarschuwt de functie de bestuurder als deze een doorgetrokken of onderbroken streep kruist zonder de richtingaanwijzers te activeren.
  • Pagina 189 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/5) Om de functie uit te schakelen, drukt u op de schakelaar 3 of schakelt u de optie “Waarschuwing bij het verlaten van de rij- strook” in het menu “Lane Keeping-systeem” uit.  Het controlelampje op het instru- mentenpaneel gaat uit..
  • Pagina 190 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/5) De functie geeft een waarschuwing als een streep wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzers worden aangezet. De bestuurder wordt gewaarschuwd: – door een trilling in het stuurwiel;  – het waarschuwingslampje en de indicator 4 voor de overschreden streep worden rood.
  • Pagina 191: Tijdelijk Niet Beschikbaar

    WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/5) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt – Streep zeer snel overschreden; ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- Het systeem kan niet worden ingeschakeld den; wanneer: – ongeveer vier seconden na het wisselen –...
  • Pagina 192 WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (5/5) storingen In geval van een storing blijven de indicato- ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk van de weergavestijl, het waarschuwings-  Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen;...
  • Pagina 193: Preventie Verlaten Rijstrook

    PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (1/6) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enzovoort). Met behulp van de informatie van de camera 1 wordt een correctie uitgevoerd op het stuursysteem van de auto, als een door- lopende of onderbroken streep wordt over- schreden zonder dat de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
  • Pagina 194 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (2/6) Als er geen zijfunctie is geselecteerd in het menu “Lane Keeping-systeem” en de scha- kelaar 3 wordt ingedrukt, verschijnt het be- richt “Lane keeping assist niet geconfi- gureerd” op het instrumentenpaneel. Het lampje op de 3 blijft uit. Om de functie uit te schakelen, drukt u op de schakelaar 3 of schakelt u de optie “Voorkomen van het verlaten van de rij-...
  • Pagina 195 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (3/6) Bijzondere gevallen In deze gevallen: – activeert de functie een actie op de stuur- Bij het gebruik van de functie: inrichting van de auto om de verplaat- – als het systeem geen actie van de be- singsrichting van de auto te corrigeren;...
  • Pagina 196 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (4/6) Tijdelijk niet beschikbaar Omstandigheden waarin het systeem niet wordt – De streep wordt zeer snel overschreden; ingeschakeld – er wordt continu over een streep gere- Het systeem kan niet worden ingeschakeld den; wanneer: – ongeveer vier seconden na het wisselen –...
  • Pagina 197 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (5/6) storingen – “Gevoeligheid”: het gevoeligheidsni- veau voor de streepdetectie aanpassen. Wanneer het systeem een werkingsfout Selecteer hiervoor: detecteert, blijven de streepaanduidingen – “Laat”: streep gedetecteerd bij over- links en rechts en het waarschuwingslampje  schrijding; grijs op het instrumentenpaneel. –...
  • Pagina 198 PREVENTIE VERLATEN RIJSTROOK (6/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem –...
  • Pagina 199: Dodehoekwaarschuwing

    DODEHOEKWAARSCHUWING (1/6) Bijzonderheid Op basis van de informatie van de senso- ren aan elke kant van de achterbumper Let op dat de zone C rondom de radars (zone C), wordt de bestuurder gewaar- aan elke kant van de achterbumper niet zijn schuwd: bedekt (door vuil, modder, sneeuw enz.) –...
  • Pagina 200 DODEHOEKWAARSCHUWING (2/6) Inschakelen/uitschakelen Indicator 2 Om de functie in of uit te schakelen via het Op elke binnenspiegel 3 bevindt zich een in- multimediascherm 1: zie de gebruiksaanwij- dicator 2. zing van het multimediasysteem. Selecteer “ON” of “OFF”. – reinig de buitenspiegels 3 regelmatig zodat de richtingaanwijzers 2 zichtbaar blijven;...
  • Pagina 201: Omstandigheden Waarin De Dodehoekwaarschuwing Niet Werkt

    DODEHOEKWAARSCHUWING (3/6) Display E Omstandigheden waarin de dodehoekwaarschuwing niet Richtingaanwijzer ingeschakeld, het werkt waarschuwingslampje 2 knippert als de functie een auto in het waarschuwingsge- – Tijdens het rijden op een weg met bied van de dode hoek detecteert en/of een scherpe bochten;...
  • Pagina 202 DODEHOEKWAARSCHUWING (4/6) storingen Als het systeem een storing detecteert, ver- schijnt het bericht “Controleer zijsensoren” op het instrumentenpaneel. Ga naar een merkdealer. – De detectiecapaciteit van het systeem volgt een standaardrij- vakbreedte. Als u op een breed rijvak rijdt, kan het systeem geen auto’s detecteren in de dode hoek.
  • Pagina 203 DODEHOEKWAARSCHUWING (5/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem. Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
  • Pagina 204 DODEHOEKWAARSCHUWING (6/6) Beperkingen voor de werking van het systeem – De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
  • Pagina 205: Waarschuwing Veiligheidsafstand

    WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (1/3) Plaats van de camera 1 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt (door vuil, modder, condens enz.). Plaats van de radar 2 Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of een slecht gemonteerde nummerplaat voor) of wordt geraakt, gewijzigd (bijv.
  • Pagina 206 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (2/3) – C (oranje): het tijdsinterval is ongeveer 1 tot 2 seconden (onvoldoende afstand tussen de twee voertuigen); – D (rood): het tijdsinterval is ongeveer 1 seconde of minder (de afstand tussen de twee voertuigen is veel te kort). Als het tijdsinterval tussen de twee voertui- Het interval wordt alleen ge- gen minder dan ongeveer 0,5 seconde be-...
  • Pagina 207 WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (3/3) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
  • Pagina 208: Geavanceerde Veiligheid

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (1/17) Het geavanceerde veiligheidssysteem omvat: – de actieve noodstop; – noodpreventie verlaten rijstrook. Het Geavanceerde veiligheidssysteem ge- bruikt informatie van de camera 1, de radar voor 2 en, afhankelijk van de auto, de radars aan de zijkant 3. Plaats van de camera 1 Plaats van de radars aan de zijkant 3 Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt...
  • Pagina 209 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (2/17) Het systeem in-/uitschakelen via het multimediascherm 4 Druk in de modus “Voertuig” op het multime- diascherm 4 op het menu “Rijondersteuning” en daarna op “Veiligheid” om de functie in of uit te schakelen. Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat ...
  • Pagina 210: Actieve Noodrem

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (3/17) Het systeem informeert de bestuurder als er een risico bestaat op een frontale botsing om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te maken (het rempedaal indrukken en/of het stuurwiel draaien). Afhankelijk van het reactievermogen van de bestuurder kan het systeem helpen bij het remmen om schade te beperken of een bot- sing te voorkomen.
  • Pagina 211 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (4/17) Waarschuwing voor botsingsgevaar Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van  bedieningselementen van de auto (stuur- wiel, pedalen enz.) kan het systeem som- Het rode waarschuwingslampje mige operaties vertragen of niet activeren. afhankelijk van de auto, de weergave 5 en het bericht “Remmen”...
  • Pagina 212 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (5/17) Actieve noodrem Speciale functies van stilstaande auto´s (vervolg) Detectie van stilstaande auto’s terwijl uw auto een snelheid heeft van ongeveer 8 tot Bijzonderheden van tegenliggers bij een 80 km/u. Het systeem is niet ingeschakeld mogelijke verandering van richting en geeft geen waarschuwing af als u harder dan ongeveer 80 km/u rijdt.
  • Pagina 213 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (6/17) Actieve noodrem Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van bedieningselementen van de auto (stuur- (vervolg) wiel, pedalen enz.) kan het systeem som- mige operaties vertragen of niet activeren. Detectie van voetgangers en fietsers Als het voertuig een snelheid heeft van on- geveer 8 tot 85 km/u en er botsingsgevaar is met een fietser of voetganger, gebeurt het volgende:...
  • Pagina 214 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (7/17) Tijdelijk niet beschikbaar Als dit niet het geval is, heeft dit mogelijk een andere oorzaak. Neem contact op met een Als het systeem een tijdelijke fout detec-  merkdealer. teert, verschijnt het controlelampje storingen of, afhankelijk van de auto, het gele contro- ...
  • Pagina 215 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (8/17) Actieve noodstop Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
  • Pagina 216 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (9/17) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort); – slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort); – slecht zicht (nacht, mist enzovoort); –...
  • Pagina 217 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (10/17) Uitschakelen van de functie Schakel de functie uit in deze gevallen: – de knipperlichten niet werken; – de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit); – De voorkant van de auto is beschadigd (botsing, vervorming, krassen op de radar, enz.); –...
  • Pagina 218: Noodpreventie Verlaten Rijstrook

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (11/17) Afhankelijk van de auto wordt op basis van informatie van de radars 3 en de camera 1 een corrigerende actie uitgevoerd op het stuursysteem van de auto bij botsingsge- vaar met een voertuig met dezelfde of een hogere snelheid, indien dit gebeurt binnen het detectiegebied van de radars achter.
  • Pagina 219 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (12/17) Noodpreventie verlaten rijstrook (vervolg) Bermdetectie Als het voertuig met een snelheid van on- geveer 65 tot 180 km/u de kant van de weg nadert (aarde, vangrail, stoep, ophoging enz.) zonder dat de richtingaanwijzer is in- geschakeld, gebeurt het volgende: –...
  • Pagina 220 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (13/17) Noodpreventie verlaten rijstrook (vervolg) Detectie van een tegenligger Als het voertuig een snelheid heeft van on- geveer 65 tot 110 km/u en er botsingsgevaar is met een voertuig dat uit de tegenoverge- stelde richting komt in een aangrenzende rijstrook en binnen de detectiezone B is, zonder dat de richtingaanwijzer is geacti- veerd, gebeurt het volgende:...
  • Pagina 221: Noodpreventie Verlaten Rijstrook (Vervolg)

    GEAVANCEERDE VEILIGHEID (14/17) Noodpreventie verlaten rijstrook (vervolg) In geval van inhalen (afhankelijk van de auto) Als u met een snelheid vanaf ongeveer 65 km/u tot 180 km/u rijdt en u nadert een streep (doorlopend of onderbroken) terwijl er botsingsgevaar bestaat met een voertuig in de dode hoek C dat in dezelfde richting rijdt als uw auto of met een voertuig dat snel van achteren nadert in dezelfde of in een aan-...
  • Pagina 222 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (15/17) Noodpreventie verlaten rijstrook Als een van de radars is afgedekt is, ver- schijnt, afhankelijk van de auto, het bericht (vervolg) “Controleer zijsensoren”. Tijdelijk niet beschikbaar Als de radar aan de voorkant is afgedekt, verschijnt het bericht “Radar voor geen –...
  • Pagina 223 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (16/17) Omstandigheden waarin storingen Als het voertuig is uitgerust met een trekhaak die door het systeem wordt herkend, gaat het systeem niet wordt  Als er een storing optreedt, verschijnen  ingeschakeld het waarschuwingslampje branden, © de controlelampjes samen met het bericht “Aanhanger: zijradars Het systeem kan niet worden ingeschakeld geel op het instrumentenpaneel samen...
  • Pagina 224 GEAVANCEERDE VEILIGHEID (17/17) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Werkzaamheden/reparaties van het systeem – Een botsing kan de uitlijning van de camera of de radar(s) wijzigen, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
  • Pagina 225: Detectie Bestuurdersalertheid

    DETECTIE BESTUURDERSALERTHEID (1/2) De detectie bestuurdersalertheid is een functie die het gedrag van de bestuurder analyseert (rijstijl, besturing van het voer- tuig, enz.) en waarschuwt als er een risico is op vermoeidheid of verminderde aandacht. Het houdt rekening met aanwijzingen zoals: –...
  • Pagina 226: In-/Uitschakelen Via Het Multimediascherm

    DETECTIE BESTUURDERSALERTHEID (2/2) storingen De grenzen van de detectie bestuurdersalertheid Als het systeem een storing detecteert, wordt de “Vermoeidh.detect controleren” De detectie bestuurdersalertheid reageert weergegeven op het instrumentenpaneel mogelijk niet in de volgende omstandighe- en wordt het systeem automatisch gedeac- den: tiveerd.
  • Pagina 227: Detectie Van Verkeersborden

    DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/3) Bijzondere omstandigheden Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt ook de informatie van het navigatiesysteem Het systeem houdt geen rekening met uit- gebruikt. zonderlijke snelheidsbeperkingen, bijvoor- Als de snelheidsbegrenzer of snelheidsre- beeld op dagen waarop de luchtverontreini- gelaar is ingeschakeld, kunt u de ingestelde ging piekt.
  • Pagina 228: Verandering Van De Ingestelde Maximumsnelheid

    DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/3) Als de maximumsnelheid wordt overschre- den, knippert de cirkel rond het paneel (waarschuwingslampje 3) en is een geluids- signaal te horen om de bestuurder te waar- schuwen. Werkzaamheden Verandering van de ingestelde maximumsnelheid Controleen waarschuwingslampjes Als de instelling van de snelheidsbegrenzer, De functie geeft de volgende waarschu- snelheidsregelaar of adaptieve snelheidsre- wingslampjes weer:...
  • Pagina 229 DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/3) storingen Het systeem kan de snelheidsbeperking niet detecteren: – de voorruit niet schoon is; – de camera verblind wordt door de zon; – bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist, enz.); – als de verkeersborden onleesbaar (door sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter een andere auto of bomen);...
  • Pagina 230: Bediening

    SNELHEIDSBEGRENZER (1/4) Bediening Het rijden 1 Start/stop-schakelaar van snelheidsbe- Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld  maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals grenzer bij een auto zonder de functie snelheidsbe- grenzer. 2 Aan/uit-schakelaar snelheidsregelaar  Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over- schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet, 3 Afhankelijk van de auto, activeringsscha- ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,...
  • Pagina 231: Inschakelen

    SNELHEIDSBEGRENZER (2/4) Inschakelen Als u de huidige snelheid wilt opslaan, zet u de schakelaar 4 omhoog (RES/+) of omlaag Druk op de schakelaar 1. Het waarschu- (SET/-): de streepjes worden door de maxi- wingslampje 6 wordt grijs weergegeven. Het mumsnelheid vervangen. Afhankelijk van de bericht “Begrenzer OK SET om activeren”...
  • Pagina 232: Overschrijden Van De Ingestelde Snelheid

    SNELHEIDSBEGRENZER (3/4) Overschrijden van de ingestelde snelheid Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) Zolang de snelheid wordt overschreden, knippert de snelheidsbegrenzer in het geel op het instrumentenpaneel.
  • Pagina 233: Uitschakelen Van De Functie

    SNELHEIDSBEGRENZER (4/4) Uitschakelen van de functie De functie snelheidsbegrenzer wordt onder- broken: – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geval wordt er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen; – als u op de schakelaar 2 drukt. In dat geval wordt de snelheidsregelaar gese- lecteerd en er is geen opgeslagen snel- heid.
  • Pagina 234 SNELHEIDSREGELAAR (1/5) Bediening 1 Start/stop-schakelaar van snelheidsbe-  grenzer 2 Aan/uit-schakelaar snelheidsregelaar  3 Afhankelijk van de auto, activeringsscha- kelaar voor detectie van verkeersborden  Deze functie is een extra hulp 4 – Omhoog: schakelaar om de maxi- tijdens het rijden. Deze functie mumsnelheid te activeren en te ver- neemt niet de taak van de be- hogen of om de opgeslagen maxi-...
  • Pagina 235: Instellen Van De Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (2/5) Het rijden Als een snelheid in het geheugen is vastge- legd en de functie snelheidsregelaar is inge- schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal nemen. Inschakelen Instellen van de snelheid Gebruik schakelaar 2. Druk bij een constante snelheid die hoger is dan ongeveer 30 km/u op de knop 4 omhoog Het waarschuwingslampje 6 wordt grijs op (RES/+) of omlaag op (SET/-): de functie...
  • Pagina 236: Sneller Rijden Dan De Gekozen Snelheid

    SNELHEIDSREGELAAR (3/5) Sneller rijden dan de gekozen snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid geel op het instrumentenpaneel. Laat daarna het gaspedaal los: na enkele seconden gaat uw auto automatisch weer met de oorspronkelijk ingestelde snelheid rijden.
  • Pagina 237 SNELHEIDSREGELAAR (4/5) NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel hoger is dan de actuele snelheid, trekt de auto snel op naar deze hogere snelheid. Als de regelaar stand-by is, komt de rege- laarfunctie weer in werking door een druk op de knop 4 omlaag (SET/-), ongeacht de snelheid die in het geheugen is opgeslagen;...
  • Pagina 238 SNELHEIDSREGELAAR (5/5) Uitschakelen van de functie Het controlelampje 6 verdwijnt om te beves- tigen dat de functie niet langer actief is. De functie snelheidsregelaar wordt onder- broken: – als u op de schakelaar 2 drukt. In dit geval is er geen ingestelde snelheid; –...
  • Pagina 239: Adaptieve Snelheidsregelaar

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (1/22) Met de adaptieve snelheidsregelaar (of de Bij voertuigen met een automatische ver- Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar bij snellingsbak kan de Stop and Go adaptieve – De bestuurder moet zich houden aan de voertuigen met een automatische versnel- snelheidsregelaar, als uw voorligger stopt, maximumsnelheden en veilige afstanden lingsbak) kunt u op basis van informatie van...
  • Pagina 240 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (2/22) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
  • Pagina 241: Bedieningsknoppen

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (3/22) 5 De volgafstand instellen. 6 Adaptieve snelheidsregelaar, hoofdknop  voor stoppen/starten 7 Contextuele knop (afhankelijk van de auto). Plaats van de camera 1 Bedieningsknoppen Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt 3 – Omhoog: kruissnelheid activeren en (door vuil, modder, sneeuw, enz.).
  • Pagina 242: Actief Rijhulpsysteem

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (4/22) Inschakelen Gebruik schakelaar 6.  Het controlelampje wordt grijs en het bericht “Adaptieve regelaar actief” verschijnt met streepjes die aangeven dat de functie is ingeschakeld en klaar om een kruissnelheid op te slaan. Deze functie kan niet worden ingeschakeld als: –...
  • Pagina 243 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (5/22) Speciale functie op voertuigen met een De streepjes worden vervangen door de automatische versnellingsbak: als de kruissnelheid 9 en de kruissnelheid en het  voertuigsnelheid lager is dan ongeveer controlelampje worden groen. 30 km/u, wordt de kruissnelheid automatisch ingesteld op 30 km/u.
  • Pagina 244 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (6/22) Afstellen U kunt bepalen dat de kruissnelheid 9 een systematische snelheidsafwijking gebruikt ten opzichte van de gedetecteerde snel- heidslimieten 13. Op het multimediascherm, in de wereld “Voertuig” kiest u “Rijondersteuning”. Activeer daarna in het menu “Snelheidsmanagement” het veld “Pas snelheidsbeperkingen aan” en selecteer het gewenste verschil (van -10 km/u tot +10 km/u, boven 50 km/u).
  • Pagina 245 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (7/22) Snelheidsregelaar activeren Het systeem houdt rekening met de gede- tecteerde snelheid 14. De voertuigsnelheid met herkenning vooraf past zich geleidelijk aan tot de kruissnel- van verkeersborden met heid 9 wordt bereikt zonder enige actie van maximumsnelheid (display B) de bestuurder.
  • Pagina 246: Snelheidsregelaar Activeren Met Herkenning Vooraf Van De Wegindeling (Display C)

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (8/22) Als de auto een bocht of rotonde nadert, ver- De volgende symbolen tonen de functies schijnt er een symbool 16 op het instrumen- waarmee het systeem rekening houdt:  tenpaneel. De auto stelt zijn snelheid in op een snelheid die past bij de gedetecteerde –...
  • Pagina 247: Bewaking Veilige Afstand Inschakelen

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (9/22) – omhoog (RES/+) om terug te keren naar Als het systeem een voertuig detecteert in de opgeslagen kruissnelheid; uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een voertuig 10 boven de afstandsmeter 11 op – omlaag (SET/-) om de huidige snelheid het instrumentenpaneel.
  • Pagina 248: De Volgafstand Instellen

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (10/22) – afstandsmeter F: middelgrote afstand 1 (komt overeen met ongeveer 1.6 secon- den); – afstandsmeter G: kleine afstand (komt overeen met ongeveer 1,2 seconden). De geselecteerde afstandsmeter wordt groen. De andere meters blijven grijs. Opmerking: u moet de ingestelde afstand afstemmen op de verkeersdrukte, de lokale regelgeving en de weersomstandigheden.
  • Pagina 249: Stoppen En Starten Bij Voertuigen Met Een Automatische Versnellingsbak

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (11/22) Laat het gaspedaal los: de snelheidsrege- Als de voorligger weer optrekt: laar en veilige afstand gaan automatisch – als de stop minder dan dertig seconden terug naar de eerder gekozen instellingen. duurt, start de auto opnieuw zonder enige actie van de bestuurder.
  • Pagina 250 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (12/22) Onderbreken van de functie – bepaalde rijhulpmiddelen en correctie- systemen worden ingeschakeld (actieve U kunt de functie als volgt in stand-by zetten: noodstop, ABS, ESC, enz.); – druk op de schakelaar 4 (0); – als het koppelingspedaal langdurig wordt ingedrukt of langdurig in neutrale stand –...
  • Pagina 251: Stand-By Afsluiten

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (13/22) Stand-by afsluiten Afhankelijk van de situatie geeft het systeem een geluidssignaal in combinatie met: Op basis van de opgeslagen – de oranje waarschuwing H als de aan- kruissnelheid dacht van de bestuurder vereist is; Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze in de juiste omstandighe- –...
  • Pagina 252: Tijdelijk Niet Beschikbaar (Radar)

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (14/22) Tijdelijk niet beschikbaar (radar) In bepaalde geografische omstandigheden kan de functie worden gestoord, zoals: De radar kan voertuigen detecteren die vóór – droge zones, tunnels, lange bruggen of uw auto rijden. Het systeem werkt niet goed weinig gebruikte wegen zonder wegmar- als de radardetectiezone door iets wordt keringen, borden of bomen in de buurt;...
  • Pagina 253: Tijdelijk Niet Beschikbaar (Camera)

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (15/22) Tijdelijk niet beschikbaar storingen (camera) Als een storing wordt gedetecteerd in de werking van de adaptieve snelheidsregelaar, Het systeem kan niet werken als de camera verschijnt het bericht “Adaptieve snelheids- wordt afgedekt (door vuil, modder, sneeuw, regelaar controleren” op het instrumenten- condensatie, enz.).
  • Pagina 254: Beperkingen Van De Werking Van Het Systeem

    ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (16/22) Beperkingen van de werking van Wat niet door het systeem wordt gedetec- Detectie in een bocht teerd: het systeem Als u een bocht inrijdt, kan de radar en/of – voertuigen die op kruispunten aanko- camera wellicht tijdelijk niet in staat zijn om Autodetectie men: afritten (bijv.
  • Pagina 255 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (17/22) Detectie van voertuigen in aangrenzende Auto’s die verborgen zijn door – voertuigen die voorwerpen transporteren rijstroken hoogteverschillen in de weg die langer zijn dan de lijn; Het systeem kan voertuigen detecteren die Het systeem kan geen voertuigen detecte- –...
  • Pagina 256 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (18/22) Stilstaande en langzaam rijdende – voorliggers 17 die wisselen van rijstrook voertuigen en zo een stilstaande auto onthullen 18 (bijv. S); Als uw snelheid hoger is dan ongeveer 50 km/u, is er geen detectie: – wanneer het voertuig stilstaat 19, wan- neer u van rijstrook wisselt (bijv.
  • Pagina 257 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (19/22) Geen detectie van vaste obstakels en Detectie van voertuigen die met hoge kleine objecten snelheid in de rijstrook komen Wat niet door het systeem wordt gedetec- Als uw voertuig wordt ingehaald door een teerd: ander voertuig dat met hoge snelheid rijdt 20 (motor, auto, enz.) en dit voertuig komt tij- –...
  • Pagina 258 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (20/22) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
  • Pagina 259 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (21/22) Uitschakelen van de functie Schakel de functie uit in deze gevallen: – de auto wordt gesleept (bij pech); – de auto een aanhangwagen of caravan trekt; – de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur; –...
  • Pagina 260 ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (22/22) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – de voorruit of de bumper is bedekt in de radarzone (door vuil, ijs, sneeuw, beslaan, kentekenplaatverlichting, enz.); – een complexe omgeving (tunnel, enz.); –...
  • Pagina 261 ACTIVE DRIVER ASSIST (1/15) De Stop and Go adaptieve De “Active Driver Assist” is een rijhulpsys- Het systeem laat uw auto versnellen en ver- teem voor gebruik buiten de bebouwde kom, tragen met behulp van de motor en het rem- snelheidsregelaar.
  • Pagina 262: Aanvullende Informatie

    ACTIVE DRIVER ASSIST (2/15) De functie “Rijbaan centreren Aanvullende informatie assistentie” Afhankelijk van de auto kan de functie “Active Driver Assist” samen met andere rij- De functie “Rijbaan centreren assistentie” hulpfuncties worden gebruikt. (rijstrookcentrering) gebruikt informatie van een camera om de auto in het midden van Opmerkingen: de rijstrook te houden met behulp van de –...
  • Pagina 263 ACTIVE DRIVER ASSIST (3/15) 2.131...
  • Pagina 264 ACTIVE DRIVER ASSIST (4/15) Computer 1 Luchtfoto en kaarten 3 vervolg Radar 8 vervolg Ontvangt informatie van de radar en de Het systeem kan ook de snelheid van de Het maximumbereik van het systeem is on- camera om de rijrichting en snelheid (ver- auto aanpassen bij het naderen van een geveer 150 meter.
  • Pagina 265 ACTIVE DRIVER ASSIST (5/15) 2.133...
  • Pagina 266: Bedieningsknoppen

    ACTIVE DRIVER ASSIST (6/15) Bedieningsknoppen Weergaven op het Stuurwiel 23 instrumentenpaneel Omhoog duwen: zet de functie op De bestuurder moet altijd zijn of haar handen stand-by of verhoogt de opgeslagen op het stuurwiel houden. Als er te veel druk Waarschuwingslampje Stop and Go ...
  • Pagina 267 ACTIVE DRIVER ASSIST (7/15) Deze selectie blijft opgeslagen als het voer- tuig wordt gestopt. De “Lane Keeping-systeem” moet zijn in- geschakeld. Als het waarschuwingslampje van de 16-knop niet brandt, druk dan op de  knop 16 Het bericht “Lane keeping assist geacti- veerd”...
  • Pagina 268: Functie "Rijstrookcentrering" Op Stand-By

    ACTIVE DRIVER ASSIST (8/15) Functie “Rijstrookcentrering” op Ook bepaalde acties van de bestuurder kunnen de functie “Rijstrookcentrering” on- stand-by derbreken: De functie “Rijstrookcentrering” gaat auto- – inschakelen van de knipperlichten; matisch op stand-by wanneer: – er wordt te veel kracht gebruikt bij het –...
  • Pagina 269 ACTIVE DRIVER ASSIST (9/15) – na ongeveer 30 seconden verschij- Als de bestuurder zijn handen niet op het nen het bericht “Handen aan het stuur stuur legt nadat de waarschuwing is weer- houden” en het waarschuwingslampje 24 gegeven, klinkt er een pieptoon en het waar- ...
  • Pagina 270 ACTIVE DRIVER ASSIST (10/15) Waarschuwing “Handen op het stuurwiel” vervolg Soms detecteert de rijstrookcentrering wel- licht geen handen op het stuurwiel; dan hoort u een signaal. – als de bestuurder het stuur zeer licht vasthoudt; – de bestuurder draagt handschoenen; –...
  • Pagina 271: In Een Scherpe Bocht

    ACTIVE DRIVER ASSIST (11/15) Als het voertuig een streep helemaal overschrijdt en zijn rijstrook verlaat, of als de bocht te scherp is, gaat de func- tie “Rijbaan centreren assistentie” op  stand-by. Het controlelampje 22 verschijnt en de indicatoren voor de linker- en rechterstreep 21 worden grijs om te be- vestigen dat de functie in stand-by is.
  • Pagina 272: De Functie "Rijbaan Centreren Assistentie" Uitschakelen

    ACTIVE DRIVER ASSIST (12/15) – de functie “Rijbaan centreren assistentie” kan worden uitgeschakeld via het mul- timediascherm (selecteer in de Wereld “Voertuig” het tabblad “Rijondersteuning” en dan het menu “Lane Keeping- systeem”).  Het controlelampje 22 en de indica- toren voor de linker- en rechterstreep 21 ver- dwijnen van het instrumentenpaneel.
  • Pagina 273 ACTIVE DRIVER ASSIST (13/15) De “Active Driver Assist” is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven. De bestuurder moet altijd controle houden over de auto. De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
  • Pagina 274 ACTIVE DRIVER ASSIST (14/15) Uitschakelen van het systeem Schakel het systeem uit indien: – de auto op een bochtige weg rijdt; – de auto wordt gesleept (bij pech); – de auto een aanhangwagen of caravan trekt; – de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur; –...
  • Pagina 275 ACTIVE DRIVER ASSIST (15/15) Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld: – voorruit of radargebied bedekt (met vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.). Controleer regelmatig de reinheid en conditie van de voorruit, de ruitenwisserbladen en de bumper; –...
  • Pagina 276: Parkeerhulp

    PARKEERHULP (1/6) De werking van het systeem Ultrasoon sensoren, die met pijlen 1 worden aangegeven, zijn in de bumpers gemon- teerd om de afstand tussen de auto en een obstakel te meten. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt wanneer het obstakel ongeveer 20 à...
  • Pagina 277 PARKEERHULP (2/6) Opmerking: Voor auto’s met de functie “360º-camera” ➥ 2.155wordt een analyse van de omgeving van de auto (gebieden A en B) niet weergegeven in de modus “Vogelvlucht” of “Zijaanzicht”. Werking Het systeem detecteert de meeste obstakels voor, achter en naast de auto. Opmerking: het display 2 toont de omge- Naargelang van de afstand van het obstakel ving van de auto en geeft geluidssignalen.
  • Pagina 278 PARKEERHULP (3/6) Als er een obstakel wordt gedetecteerd naast de auto: – weerklinkt er bij het risico op een bot- sing een geluidssignaal met een steeds hogere frequentie naargelang u het ob- stakel nadert, tot het geluidssignaal con- tinu weerklinkt. De groene, oranje en rode zones worden getoond op het dis- play D;...
  • Pagina 279: Parkeerhulp Handmatig Uitschakelen

    PARKEERHULP (4/6) Afstellen Parkeerhulp handmatig – naargelang van de auto, als de auto langer dan ongeveer vijf secondes stil- uitschakelen Afhankelijk van de auto kunt u met draai- staat en er een obstakel is gedetecteerd ende motor en stilstaande auto sommige Schakel de functie uit in deze gevallen: (bijvoorbeeld in een file, enz.);...
  • Pagina 280 PARKEERHULP (5/6) Werkzaamheden/reparaties van het systeem – In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer. –...
  • Pagina 281 PARKEERHULP (6/6) Beperkingen voor de werking van het systeem – De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar- borgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
  • Pagina 282: Actieve Noodstop Bij Achteruitrijden

    ACTIEVE NOODSTOP BIJ ACHTERUITRIJDEN (1/3) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze func- tie kan in geen geval de waak- zaamheid en verantwoordelijk- heid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto be- houden.
  • Pagina 283: Inschakelen, Uitschakelen Van Het Systeem

    ACTIEVE NOODSTOP BIJ ACHTERUITRIJDEN (2/3) storingen Wanneer het systeem een storing detec- Parkeerhulp teert, wordt de actieve noodrem in de ach- Voorzijde teruitversnelling automatisch gedeactiveerd. Zijkant De berichten “Parkeersensoren niet be- Achterzijde schikbaar” of “Controleer parkeersenso- Geluid ren” of “Rijhulpsystemen niet beschikbaar” of “Rijhulpsystemen controleren”...
  • Pagina 284 ACTIEVE NOODSTOP BIJ ACHTERUITRIJDEN (3/3) Actieve noodstop bij achteruitrijden Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen. Sommige klimatologische en omgevingsomstandigheden kunnen het systeem verstoren of beschadigen. Dus moet de bestuurder altijd op zijn/haar hoede zijn voor plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let er altijd op dat er zich bij het manoeuvreren geen kleine, smalle be- wegende obstakels in de blinde hoek bevinden, zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, kei, paaltje, enz.).
  • Pagina 285 ACHTERUITRIJCAMERA (1/2) Werking Vaste tekening 3 Aanhanger geleidelijn 5 De vaste tekening bestaat uit gekleurde Deze wordt in het blauw getoond op het Als de auto achteruit rijdt, stuurt de camera 1 merktekens A, B en C die de afstand achter multimediascherm 2.
  • Pagina 286: Instellingen

    ACHTERUITRIJCAMERA (2/2) “Zoom auto” functie Als er achter het voertuig een obstakel wordt gedetecteerd, schakelt de functie Zoom auto van de huidige weergave naar een boven- aanzicht van achteren. Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit- schakelen van de functie Zoom auto. Instellingen Het scherm geeft een omgekeerd beeld, Deze functie is een (extra)
  • Pagina 287 360°-CAMERA (1/11) Werkzaamheden Met behulp van de informatie van de – beeld van bovenaf (met behulp van camera´s 1, 2 en 3 in de voorbumper, bui- de 1,2 en 3 camera’s): standaard beeld De camera´s sturen meerdere afzonderlijke tenspiegels en op de achterklep, alsook met van bovenaf en pop-up beeld van bo- beelden naar het multimediascherm 5.
  • Pagina 288 360°-CAMERA (2/11) Camera voor1 Achteruitrijcamera 3 Het beeld van de camera aan de voorkant Het beeld van de camera aan de achter- Voor de beelden aan de achterkant geeft wordt weergegeven op het multimedia- kant wordt weergegeven op het multimedia- het multimediascherm 5 geeft een om- scherm 5.
  • Pagina 289 360°-CAMERA (3/11) Vaste tekening 6 De vaste tekening bestaat uit gekleurde merktekens A, B en C die de afstand achter de auto aangeven: – A (rood) op ongeveer 30 centimeter van de auto; – B (geel) op ongeveer 70 centimeter van De richtlijnen voor de beelden voor, de auto;...
  • Pagina 290: Beeld Van Bovenaf

    360°-CAMERA (4/11) Camera aan de voorkant aan de Beeld van bovenaf bestuurderskant2 Het beeld van bovenaf is een gecombi- neerde weergave van camera 1, 2 en 3. De 2-camera, gemonteerd op de buitenspie- gel, verzendt een beeld van de zijkant naar Het geeft de bovenkant van de auto en de het multimediascherm 5.
  • Pagina 291: Beelden Zijkant

    360°-CAMERA (5/11) 360° Camera 360° Camera 360° Camera Kijk in alle richtingen Kijk in alle richtingen Kijk in alle richtingen Beelden zijkant Panoramisch beeld voor of Beeld 3D panoramisch beeld achter Door op het multimediascherm op de speci- Door op het multimediascherm op de speci- ale knop 9 te drukken, krijgt u een gecombi- ale knop 11 te drukken, krijgt u een 3D weer- Door op het multimediascherm op de speci-...
  • Pagina 292: Beeld Van Aanhanger

    360°-CAMERA (6/11) Naast de geluidswaarschuwing geven deze indicatorlijnen de nabijheid van obstakels in verschillende kleuren weer: Aanhangwagen weergave – groen: obstakel tussen ongeveer 50 en 70 centimeter; – geel: obstakel tussen ongeveer 30 en 50 centimeter; – rood: obstakel binnen ongeveer 30 centi- meter.
  • Pagina 293: "Zoom Auto" Functie

    360°-CAMERA (7/11) Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit- schakelen van de Zoom auto-functie. 360° Camera Kijk in alle richtingen “Zoom auto" functie Als er een obstakel wordt gedetecteerd in de buurt van de voor- of achterkant van de auto, schakelt de “Zoom auto”-functie van de huidige weergave naar een specifieke weer- gave (beeld boven-, voor- of achterkant).
  • Pagina 294 360°-CAMERA (8/11) De automatische modus wordt uitgescha- keld: – als de versnellingshendel in Neutraal (handgeschakelde versnellingsbak) staat of in stand N of P (automatische trans- missie) gedurende ongeveer drie secon- den; – bij een rijsnelheid van meer dan 10 km/u. Handmatige modus Om de handmatige modus te activeren drukt u, met stilstaande auto en draaiende motor...
  • Pagina 295: Het Verschil Tussen De Geschatte Afstand En De Werkelijke Afstand

    360°-CAMERA (9/11) Het verschil tussen de geschatte Een steile heling afrijden of in zijn Rijden of achteruitrijden richting een achteruit richting een steile neerwaartse uitstekend voorwerp. afstand en de werkelijke afstand helling rijden Positie H lijkt verder weg dan de positie J op Een steile heling oprijden of in zijn De vaste richtlijnen 13 tonen de afstanden het scherm.
  • Pagina 296: Afstellen Van De Weergave

    360°-CAMERA (10/11) Afstellen van de weergave Beperkingen voor de werking van het systeem In het multimediascherm, wanneer het “360° Het systeem kan geen voorwerpen weerge- Camera”-systeem wordt weergegeven, kunt ven die zich in bepaalde zones bevinden. u de beelden wijzigen (bijv. vervang het beeld van de achterkant door het panorami- In de modi beeld voorkant of beeld achter- sche beeld van de achterkant).
  • Pagina 297 360°-CAMERA (11/11) De camera-instellingen Als de versnellingshendel in stand R staat Bij het schakelen van zijn achteruit naar D (bij een automatische versnellingsbak) of in (bij een automatische transmissie) of naar aanpassen. zijn achteruit (bij een handgeschakelde ver- een versnelling (bij een handgeschakelde Druk met het “360°...
  • Pagina 298: Uitparkeerwaarschuwing

    UITPARKEERWAARSCHUWING (1/4) Bijzonderheid Op basis van de informatie van de radars aan elke kant van de achterbumper (zone A) Zorg ervoor dat de radarzone A niet bedekt waarschuwt het systeem de bestuurder als is (stickers, modder, sneeuw, enz.). De detectiecapaciteit van het systeem er een andere auto in de detectiezone ver- hangt af van de omgeving rond de auto schijnt B.
  • Pagina 299 UITPARKEERWAARSCHUWING (2/4) In-/uitschakelen via het Werking De indicatoren 4 op het multimediascherm tonen aan welke kant de naderende auto is multimediascherm 1 De functie waarschuwt u als er in de zone B gedetecteerd. een auto is die uw auto nadert. Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit- Opmerking: reinig de camera regelmatig schakelen van de functie.
  • Pagina 300 UITPARKEERWAARSCHUWING (3/4) storingen Als de auto is uitgerust met een door het systeem herkende trekhaak en er is een aanhanger bevestigd, dan wordt de uitpar- keerwaarschuwing automatisch gedeacti- veerd en verschijnt de volgende melding op het instrumentenpaneel “Rijhulpsystemen niet beschikbaar”. Als het systeem een storing detecteert, ver- schijnt het bericht “Controleer zijsensoren”...
  • Pagina 301 UITPARKEERWAARSCHUWING (4/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem. Werkzaamheden/reparaties van het systeem –...
  • Pagina 302: Handsfree Parkeren

    HANDSFREE PARKEREN (1/6) Configureren 360° Camera Parkeerhulp Handsfree park Zitplaatsen assist Luchtkwaliteit Driving Eco Rijondersteuning Dynamisch chassis Voertuig Instellingen Inschakelen Bijzonderheden Met behulp van ultrasone sensoren in de bumpers van de auto, aangeduid met de Als de auto stilstaat of minder dan ongeveer Zorg ervoor dat de ultrasone detectoren die pijlen 1, zoekt deze functie naar toegan- 30 km/u rijdt, zijn er verschillende manieren...
  • Pagina 303: Keuze Van Het Manoeuvre

    HANDSFREE PARKEREN (2/6) Opmerking: bij het starten van de auto of na een geslaagde fileparkeermanoeuvre Handsfree park assist met behulp van het systeem, stelt het sys- Handsfree park assist Selecteer het type parkeerplaats en rijd vooruit. teem standaard het manoeuvre om uit te Selecteer achteruitversnelling rijden voor.
  • Pagina 304 HANDSFREE PARKEREN (3/6) Een parallel geparkeerde auto uitrijden De plaats wordt groen op het multimedia- – laat het stuur los; scherm 4 en wordt aangeduid met de letter – Activeer de functie “Handsfree park – Voer manoeuvres voor en achter uit “P”.
  • Pagina 305: Het Manoeuvre Onderbreken/ Hervatten

    HANDSFREE PARKEREN (4/6)  Het manoeuvre onderbreken/ Het manoeuvre annuleren Het waarschuwingslampje verdwijnt hervatten Het manoeuvre wordt in de volgende geval- en er klinkt een pieptoon om u te melden len geannuleerd: Het manoeuvre wordt onderbroken in de vol- dat de manoeuvre is onderbroken. De reden –...
  • Pagina 306 HANDSFREE PARKEREN (5/6) storingen Opmerking: als er een storing is in de func- tie, wordt de auto niet stopgezet. Als de functie een storing signaleert, ver- Neem onmiddellijk controle over de auto. schijnen de volgende meldingen op het in- strumentenpaneel: Het bericht “Controle overnemen”...
  • Pagina 307: Werkzaamheden/Reparaties Van Het Systeem

    HANDSFREE PARKEREN (6/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersre- gels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt.
  • Pagina 308: Automatisch Parkeren

    AUTOMATISCH PARKEREN (1/6) U kunt op elk moment weer controle nemen over de auto door: – draaien aan het stuurwiel; – het gaspedaal los te laten; – of het rempedaal in te drukken. Bijzonderheden Zorg ervoor dat de ultrasone opname-ele- menten en de camera’s, aangeduid door de pijlen 1, niet worden verborgen (door vuil, modder, sneeuw, een slecht gemonteerde/...
  • Pagina 309 AUTOMATISCH PARKEREN (2/6) Geautomatiseerde park assist Selecteer de kant en druk vervolgens op de startknop om de ma- noeuvre te starten Configureren Elektrisch 360° Camera Parkeerhulp Geautomatiseerde park assist Zitplaatsen Luchtkwaliteit Driving Eco Rijondersteuning Dynamisch Voertuig Instellingen chassis Kijk in alle richtingen Inschakelen Keuze van het manoeuvre Als de auto stilstaat of minder dan ongeveer...
  • Pagina 310 AUTOMATISCH PARKEREN (3/6) De plaats wordt groen op het multimedia- Het bericht “Manoeuvre voltooid” op het mul- scherm en wordt aangeduid met de letter timediascherm geeft het einde van het ma- “P”. noeuvre aan. De automatische parkeerrem Geautomatiseerde park assist wordt aangetrokken en de P-stand is geac- Blijf waakzaam en rem indien nodig –...
  • Pagina 311: Het Manoeuvre Onderbreken

    AUTOMATISCH PARKEREN (4/6) Uitparkeren Bijzonderheden Het bericht “Manoeuvre voltooid” op het mul- timediascherm geeft het einde van het ma- – Activeer de functie “Geautomatiseerde – Het systeem stuurt de auto niet over noeuvre aan. U kunt de controle over de park assist”;...
  • Pagina 312 AUTOMATISCH PARKEREN (5/6) Het manoeuvre annuleren storingen  Het manoeuvre wordt in de volgende geval- Als de functie een storing signaleert, ver- Het controlelampje verdwijnt en er len geannuleerd: schijnen de volgende meldingen op het in- klinkt een geluidssignaal. strumentenpaneel: –...
  • Pagina 313 AUTOMATISCH PARKEREN (6/6) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersre- gels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt.
  • Pagina 314: Veilig Uitstappen Voor Passagier

    VEILIG UITSTAPPEN VOOR PASSAGIER (1/3) Beschrijving Bijzonderheid Op basis van de informatie van de senso- ren aan elke kant van de achterbumper Deze functie is een extra rijhulpmiddel voor Let op dat de zone C rondom de radars (zone C), wordt de bestuurder gewaar- de veiligheid van de inzittenden van het aan elke kant van de achterbumper niet zijn schuwd:...
  • Pagina 315 VEILIG UITSTAPPEN VOOR PASSAGIER (2/3) Werkzaamheden Wanneer het gedetecteerde object heel dichtbij is, klinkt er een pieptoon, samen met Als een portier wordt geopend en een bewe- het waarschuwingsbericht 3 “Zijdel. obstakel gend object wordt gedetecteerd, wordt het gededecteerd“ op het instrumentenpaneel. controlelampje 1 weergegeven op de buiten- Opmerking: het systeem blijft ongeveer spiegel 2 en, afhankelijk van de auto, gaat...
  • Pagina 316: De Functie In-/Uitschakelen Via Het Multimediascherm

    VEILIG UITSTAPPEN VOOR PASSAGIER (3/3) Omstandigheden waarin de storingen dodehoekwaarschuwing niet Als het systeem een storing detecteert, ver- werkt schijnt het bericht “Controleer zijsensoren” op het instrumentenpaneel. Ga naar een – de auto rijdt en staat niet volledig stil; merkdealer. –...
  • Pagina 317: Noodoproep

    NOODOPROEP (1/3) Als de auto hiermee is uitgerust, worden de hulpdiensten via de noodoproepfunctie au- tomatisch of handmatig verwittigd (koste- loos) bij een ongeval of als u onwel wordt, zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen. Opmerking: de noodoproep werkt: –...
  • Pagina 318 NOODOPROEP (2/3) Automatische modus In geval van onbedoelde activering kunt u de oproep annuleren door 2 seconden lang te De noodoproep wordt automatisch gedaan drukken op de 6-knop voordat de verbinding als de beschermende uitrusting (gor- met het callcenter tot stand komt. delspanners, airbag, enz.) werd geactiveerd vanwege een ongeval.
  • Pagina 319 NOODOPROEP (3/3) Het systeem werkt met een speciale accu. De gebruiksduur van de accu is ongeveer vier jaar (het waarschuwings- lampje 2 wordt rood als deze vier jaar bijna voorbij zijn). Raadpleeg een merkdealer. Zonder de functie noodoproep is het sys- teem niet te volgen en zal niet constant Voor uw veiligheid en een worden bewaakt.
  • Pagina 320 2.188...
  • Pagina 321 Hoofdstuk 3: Uw comfort Multi-Sense ................Ventilatieroosters .
  • Pagina 322: Multi-Sense

    MULTI-SENSE (1/2) Afhankelijk van de auto kunt u met het MULTI-SENSE systeem kiezen uit verschil- lende rijmodi die van invloed zijn op rijden, omgevingsverlichting, comfort en rijpositie: – alle modi zijn voorgeconfigureerd en kunnen worden aangepast (sfeerverlich- ting, enz.); – de modus Perso kan worden aangepast. De rijstijlmodi regelen: –...
  • Pagina 323 MULTI-SENSE (2/2) Werkingsstand Eco Afhankelijk van het model zijn deze modi be- schikbaar: Eco modus gericht op energiebesparing. Door goed beheer van de motor, versnel- Stand Perso lingsbak en het verwarmingsniveau, kan het verbruik worden verlaagd. ➥ 2.28. Deze modus maakt de volledige configuratie van de rijelementen mogelijk, inclusief het stand Sport reactievermogen van de motor.
  • Pagina 324: Ventilatieroosters, Luchtuitlaten

    VENTILATIEROOSTERS, luchtuitlaten (1/3) 1 Ventilatieroosters bestuurderskant. 5 Verwarmingsroosters bij de voetenruimtes voor. 2 Ontwasemingssleuven onder de 6 Ventilatierooster voetenruimte passagiers achter voorruit. (afhankelijk van de auto). 3 Ventilatieroosters passagierskant. 7 Ventilatieroosters midden achterpassagiers. 4 Ventilatieroosters zijruit. 8 Bedieningspaneel.
  • Pagina 325: Ventilatieroosters

    VENTILATIEROOSTERS, luchtuitlaten (2/3) Ventilatieroosters Ventilatieroosters 3 Hoeveelheid lucht bestuurderskant 1 passagierskant Om de doorstroming van de ventilatieroos- ters 1 en 3 te controleren, drukt u op de Richting Richting knop 12 of tilt u deze omhoog naar de ge- wenste opening. Om de luchtstroom te richten, draait u de 1 Om de luchtstroom te richten, draait u de Gebruik, in geval van stankoverlast in de...
  • Pagina 326: Plaatsen Achter

    VENTILATIEROOSTERS, luchtuitlaten (3/3) Plaatsen achter (afhankelijk van de auto) Richting Om de luchtstroom te richten, draait u de ventilatieroosters 7 met behulp van de knop- pen. Bevestig geen voorwerpen op de venti- latieroosters (bijv. telefoonhouder). Luchtstroom Risico van beschadiging. Om de doorstroming van de ventilatieroos- ters 7 te controleren, draait u de knop 13 naar de gewenste opening: Stop niets in het ventilatiecir-...
  • Pagina 327: Thermostatische Airconditioning

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/6) 14 Activeringsknop voor airconditioning in AUTO-modus. 15 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit en, afhankelijk van de auto, van de spie- gels. 16 Functie “Helder zicht”. 17 De ventilatiesnelheid aanpassen en het systeem stopzetten. 18 Instelling luchttemperatuur bestuurder en SYNC synchronisatieknop (configura- tie B).
  • Pagina 328: Inschakelen Van Het Systeem

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/6) Inschakelen van het systeem Wanneer het voertuig wordt gestart, keert het systeem terug naar het laatst gebruikte programma. Druk op de knop 14 om het systeem in te schakelen of zet de knop 17 in de gewenste ventilatiesnelheid.
  • Pagina 329: Regeling Van De Temperatuur

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/6) Wijzigen van de verdeling van de lucht in het interieur Druk eenmaal of meermaals op 11 om de luchtverdeling te kiezen. De geselecteerde luchtverdeling 8 verschijnt op het multimedi- ascherm. De functie werkt in deze volgorde: ‚ De lucht wordt naar de uitstroom- sleuven onder de voorruit en de voorste zijruiten gevoerd.
  • Pagina 330: Regeling Van De Ventilateursnelheid

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/6) Regeling van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. U kunt altijd de ventilatiesnelheid aanpassen door te drukken op 17. Functie “helder zicht” Druk op de knop 16: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden.
  • Pagina 331: Inschakelen Van De Luchtkringloop (Isolatie Van Het Interieur)

    THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/6) Handbediening Druk op de knop 13: het ingebouwde contro- lelampje gaat branden. Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin- ken.
  • Pagina 332 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (6/6) Functie “Favorieten” stand ECO Afhankelijk van de auto kunt u, door te druk- Via het menu MULTI-SENSE, toegankelijk ken op de stuurbediening 20, de volgende vanaf het multimediascherm 21, of via de functies activeren volgens de eerder ge- knop 22, kunt u de ECO-modus activeren maakte gebruiksinstellingen: om het verwarmingsniveau én het brand-...
  • Pagina 333: Airconditioning

    AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/3) Tips voor het gebruik Verbruik Storingen In sommige gevallen, (airconditioning uit, Het is normaal dat het brandstofverbruik Raadpleeg bij een storing altijd een merk- luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air- dealer.
  • Pagina 334 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/3) Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige componenten hermetisch zijn afgesloten) kan fluorhoudende broeikasgassen bevat- ten. Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol- gende informatie vinden op sticker A of stic- ker B in de motorruimte. De aanwezigheid en de plaats van de infor- matie op sticker A of sticker B is afhankelijk van de auto.
  • Pagina 335 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (3/3) Ñ Type airconditioningsvloeistof  Type olie in de slangen van de airconditioning  Ontvlambaar product  Raadpleeg het instructieboekje  Onderhoud Hoeveelheid airconditio- ningsvloeistof aanwezig x,xxx kg in de auto. Global Warming Potential o f te w e l aar dop w ar - GWP xxxxx mingsvermogen (CO2-...
  • Pagina 336: Multimedia-Uitrusting

    MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/2) Multimediascherm A, B USB-C -multimediapoorten 2 en 5 De locatie en werking van de uitrusting kunnen verschillen, afhankelijk van de auto. Via de USB-C=-multimediapoorten 2 en 5 kunnen accessoires worden opgeladen die 1 Multimediascherm. zijn goedgekeurd door onze technische af- 2 Twee USB-C-multimediapoorten in de deling, zo lang het vermogen niet hoger is middenconsole.
  • Pagina 337 MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/2) Microfoon 6 Draadloze oplader 7 Draadloze oplader 8 (voor telefoon en spraakbediening) (voor auto’s met een automatische versnel- (voor auto’s met een handgeschakelde ver- lingsbak) ➥ 3.23 snellingsbak) ➥ 3.23 Gebruik van de telefoon Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van dit appa- raat.
  • Pagina 338: Ruitbediening

    RUITBEDIENING (1/2) Deze systemen werken met contact aan of contact uit tot het openen van een voorpor- tier (begrensd tot ongeveer 3 minuten). Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat uw voertuig nooit achter met de card of sleutel erin en laat nooit een kind, een afhankelijke vol- wassene of een dier in de auto achter, zelfs niet voor eventjes.
  • Pagina 339: Elektrische Ruitbediening Met Sneltoets (Vervolg)

    RUITBEDIENING (2/2) Elektrische ruitbediening met Op afstand openen/sluiten van Storingen sneltoets (vervolg) de ruiten Als het sluiten van de ruit niet goed werkt, schakelt het systeem over op de normale Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten Als u, terwijl u de deuren van buitenaf ont- werking: u kunt dan de betrokken ruitscha- op weerstand stuit (bijv.
  • Pagina 340: Vast Glazen Dak

    VAST GLAZEN DAK Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat nooit uw sleutel of kaart in de auto als u (zelfs maar even) uitstapt, terwijl er een kind of dier in de auto zit. Verschuiven van het gordijn 1 Bijzonderheden Het kan zichzelf of anderen in gevaar Als er weerstand is bij het sluiten van het –...
  • Pagina 341: Zonneklep Voor

    ZONNEKLEP Zonneklep voor Laat de zonneklep 2 zakken. Make-up spiegels (afhankelijk van de auto) Til het deksel 1 omhoog. De verlichting 3 werkt automatisch. Tijdens het rijden moet het klepje van de make-up spiegel gesloten zijn. Verwondingsgevaar. 3.21...
  • Pagina 342: Binnenverlichting

    BINNENVERLICHTING Leeslampjes Bagageverlichting Druk op 1, 2 of 3 voor het volgende: Het lampje 4 gaat branden bij het openen van de bagageruimte. – een constant brandende verlichting; – het onmiddellijk uitgaan. Opmerking: via het multimediascherm kunt u de leeslampjes laten in- of uitschakelen bij het openen van de portieren ➥...
  • Pagina 343: Opbergruimte, Indeling Interieur

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/6) Opbergruimte in voorportieren 1 Opbergruimte zonneklep 2 Hierin past een fles van 1,5 liter. Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bevestigen. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen Laat geen spullen op de vloer in de “open”...
  • Pagina 344 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/6) Brilhouder 4 Communicatiespiegel 5 Om de brilhouder te openen, drukt u op Voor toegang tot de communicatiespiegel zone 3. opent u de zonnebrilhouder 4 en sluit u deze vervolgens tot de tussenpositie. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open”...
  • Pagina 345 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/6) Opbergruimte middenconsole/ Opbergruimte middenconsole/ Zorg vooral dat er geen objecten (start- inductielaadzone 6 inductielaadzone 7 kaart, USB-stick, SD-kaart, creditcard, (auto met een handgeschakelde versnel- (auto met automatische versnellingsbak) juwelen, sleutels, munten, enz.) in de in- lingsbak) ductieoplaadzone 6 of 7 liggen terwijl de Raadpleeg voor meer informatie over de in- telefoon wordt opgeladen.
  • Pagina 346 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/6) Opberglade aan passagiersstoel Druk om te openen op de knop 8. 3.26...
  • Pagina 347: Opbergruimte In Middelste Armsteun

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/6) Opbergruimte in middelste Bekerhouder 12 armsteun Afhankelijk van de auto is de bekerhouder mogelijk voorzien van haakjes om de beker Open de kap 10 van de middelste armsteun op zijn plaats te houden. op door te drukken op de knop 11. Hierin kunnen een losse asbak, blikjes enz.
  • Pagina 348: Opbergruimte Van Het Achterportier

    OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (6/6) Opbergruimte van het Opbergnetten 14 in de Handgreep 15 achterportier 13 achterstoelen Hieraan kan men zich vasthouden tijdens (afhankelijk van de auto) het rijden. Hierin past een fles van 0,5 liter. U kunt deze gebruiken bij het in- en uitstap- pen.
  • Pagina 349: Accessoireaansluiting

    ACCESSOIREAANSLUITING Accessoireaansluitingen 1 U kunt de accessoire-stekkers 1 gebruiken om accessoires aan te sluiten die zijn goed- gekeurd door onze technische afdeling. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maxi- maal 120 watt (12 V). Als verschillende accessoire- aansluitingen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aan- gesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
  • Pagina 350: Hoofdsteun Achter

    HOOFDSTEUN ACHTER Gebruiksstand Hoofdsteun terugplaatsen De hoofdsteun in de onderste stand is een opbergstand en alleen toegestaan Zet de hoofdsteun geheel omhoog om hem Monteer de poten in hun geleiders en druk als de hoofdsteun niet gebruikt wordt. in de hoogste stand te gebruiken. Controleer de hoofdsteun omlaag tot hij vergrendelt Indien er een passagier op de stoel zit, mag de vergrendeling.
  • Pagina 351: Achterbank Met Vaste Zitting

    ACHTERBANK: functies (1/2) Trek aan de riem 1 en laat de rugleuning A zakken. Voor het terugplaatsen van de rugleu- ning, gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Breng de rugleuning weer omhoog totdat deze het vergrendelingsdraaipunt van de rugleuning bereikt. Voorkom dat de veilig- heidsband niet tussen de rugleuning en de hoedenplank bekneld raakt.
  • Pagina 352: Armsteun In Het Midden Achterin

    ACHTERBANK: functies (2/2) Verschuifbare bank Armsteun in het midden achterin Om de rugleuning te kantelen (drie moge- lijke standen) trekt u aan de riem 2 en duwt (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) of trekt u de rugleuning. Trek de hendel 3 omhoog om de stoel te Klap de centrale armsteun 5 achterin Om de rugleuning neer te klappen: trek aan...
  • Pagina 353: Bagageruimte, Hoedenplank

    BAGAGERUIMTE, HOEDENPLANK (1/2) Openen Met de hand openen van binnenuit Druk op de knop 1 en til de klep op. Bij een elektrische storing kunt u de achter- klep met de hand van binnenuit openen: Sluiten – kantel de rugleuningen van de achter- Laat de achterklep zakken met behulp van bank naar voren, zodat u in de bagage- de binnenhandgrepen 2.
  • Pagina 354 BAGAGERUIMTE, HOEDENPLANK (2/2) Hoedenplank uitbouwen – Maak de twee koordjes 4 van de achter- klep los; – til de hoedenplank 5 op om deze te kunnen loswippen (beweging A); – trek de hoedenplank naar u toe. Bij het terugplaatsen, gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
  • Pagina 355 GEMOTORISEERDE ACHTERKLEP (1/5) Gebruiksomstandigheden Openen/sluiten Als de auto hiermee is uitgerust, wordt de achterklep tegelijk met de portieren elek- – Zet de auto stil. Wanneer de gemotoriseerde achterklep trisch vergrendeld of ontgrendeld. wordt geopend of gesloten door op de scha- –...
  • Pagina 356 GEMOTORISEERDE ACHTERKLEP (2/5) met de kaart voor afstandsbediening Met de externe schakelaar om de Met de schakelaar in de auto om de achterklep te openen achterklep te sluiten Houd, met contact uit en motor uit, de knop 1 op de kaart ingedrukt. Druk op de schakelaar 2.
  • Pagina 357 GEMOTORISEERDE ACHTERKLEP (3/5) De “handsfree”-functie in- en uitschakelen Selecteer op het multimediascherm in de modus “Voertuig” het tabblad “Voertuig” en daarna het menu “Toegang”. Schakel “Handsfree vergrendelen/ontgrendelen” in of uit. Met de schakelaar op het dashboard De sensor detecteert dat u uw voet dichter- bij en vervolgens weer verderaf brengt en Druk lang op de schakelaar 4.
  • Pagina 358: De Beweging Van De Achterklep Onderbreken

    GEMOTORISEERDE ACHTERKLEP (4/5) Handbediening Bijzonderheden van het gebruik van de “handsfree”-functie Nadat de achterklep is gestopt, kunt u ze – De handsfree functie is niet langer be- indien u dat wenst handmatig bewegen. schikbaar als de auto meerdere dagen U kunt de automatische manoeuvre op elk niet gebruikt is of na ongeveer 10 minu- moment hervatten door op een van de scha- ten als de auto ontgrendeld is.
  • Pagina 359: Voorzorgsmaatregelen Voor Het Gebruik

    GEMOTORISEERDE ACHTERKLEP (5/5) Voorzorgsmaatregelen voor het Storingen gebruik Als u de gemotoriseerde achterklep voort- durend beweegt gedurende ongeveer een – Controleer voor het openen/sluiten van minuut (herhaaldelijk openen en sluiten), de achterklep dat er voldoende ruimte wordt ze geblokkeerd om oververhitting te is om het uitvouwen mogelijk te maken.
  • Pagina 360: Indeling Bagageruimte

    INDELING BAGAGERUIMTE Losse bodemplaat 1 Hiermee kunt u de bagageruimte in twee af- zonderlijke ruimten onderverdelen. De losse bodemplaat is geplaatst op de rail 2. Toegelaten belasting op de losse bo- demplaat: 100 kg gelijkmatig verdeeld. 3.40...
  • Pagina 361: Vervoer Van Bagage

    VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuning van de achterbank bij de normale belading (voorbeeld A); – de rugleuningen van de voorstoelen met de rugleuningen van de achterstoelen neergeklapt als u grote voorwerpen moet vervoeren (geval B).
  • Pagina 362: Vervoer Van Voorwerpen: Trekhaak

    VERVOER VAN VOORWERPEN: trekhaak Maximale kogeldruk op trekhaak, max. aanhangermassa geremd en on- geremd: ➥ 6.9. Keuze en monteren van een trekhaak Max. gewicht trekuitrusting: 32 kg bij een Maximale afstand A: 1,042 mm voertuig zonder voorbereiding trekuitrus- ting. Het is niet toegestaan een mechani- sche sleepuitrusting (kogel, haak, etc.) te monteren die zonder gereedschap kan worden verwijderd of intrekbaar is...
  • Pagina 363: Aanbrengen Van Het Scheidingsnet Achter De Voorstoelen

    BAGAGESCHEIDINGSNET (1/2) Aanbrengen van het Afhankelijk van de auto, is het handig bij het – bevestig de twee haken 4 van de netban- vervoer van dieren of bagage om deze af te den 3 aan de ankerpunten 5. scheidingsnet achter de scheiden van het passagiersdeel.
  • Pagina 364: Aanbrengen Van Het Scheidingsnet Achter De Achterstoelen

    BAGAGESCHEIDINGSNET (2/2) Aanbrengen van het – bevestig de haak 8 van de netband aan de verankeringen 9; scheidingsnet achter de achterstoelen – stel de netband 10 af zodat deze goed gespannen is. Aan beide kanten in de auto: – stel de stand van de stoelen van de –...
  • Pagina 365: Dakdragers, Spoiler

    DAKDRAGERS, SPOILER (1/2) Raadpleeg uw merkdealer voor het kiezen van de uitrusting die aangepast is aan uw auto. Voor de montage en de gebruiksomstan- digheden van de dragers raadpleegt u Bevestigingspunten vrijmaken de montagevoorschriften van de uitrus- Auto’s zonder dakdragers ting.
  • Pagina 366 DAKDRAGERS, SPOILER (2/2) Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Gebruik van de achterklep Controleer voor het gebruik van de achter- klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet- sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra- gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be- vestigd en goed vastzitten en mogen de be- weging van de achterklep niet hinderen.
  • Pagina 367 Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Oliepeil van de motor: algemeen .
  • Pagina 368: Motorkap

    MOTORKAP (1/2) Veiligheidshaak van de Motorkap openen Om de motorkap te openen, opent u een portier en trek u aan de 1-hendel aan de lin- motorkap Zet de motorkap met de hand omhoog, deze kerkant van het dashboard. wordt ondersteund met behulp van twee Om te ontgrendelen drukt u de hendel 2 gasveren 3.
  • Pagina 369: Sluiten Van De Motorkap

    MOTORKAP (2/2) Sluiten van de motorkap Controleer voordat u de motorkap sluit of er geen gereedschap of andere voorwerpen in de motorruimte zijn achtergebleven. Om de motorkap te sluiten, pakt u het midden van de motorkap en laat u deze van circa 30 cm hoogte dichtvallen.
  • Pagina 370: Aflezen Van Het Oliepeil

    MOTOROLIEPEIL: algemeen (1/2) Aflezen van het oliepeil Iedere motor verbruikt wat olie voor het smeren en koelen van de bewegende delen De auto moet horizontaal staan en de motor in de motor. Het is daarom normaal dat u mag geruime tijd niet hebben gedraaid. tussen twee onderhoudsbeurten olie moet Voor het exacte oliepeil en het controle- bijvullen.
  • Pagina 371 MOTOROLIEPEIL: algemeen (2/2) – Haal de peilstaaf eruit en veeg hem af Afhankelijk van het voertuig moet u de olie- met een droge en niet pluizende doek; peilstaaf vergrendelen: duw de peilstaaf zo ver mogelijk naar binnen en draai om te ver- –...
  • Pagina 372: Oliepeil Van De Motor

    OLIEPEIL VAN DE MOTOR: olie (bij)vullen, verversen (1/3) Voordat u iets doet onder de motorkap, moet u het contact (Bij)vullen – wacht 20 minuten om de olie naar bene- afzetten ➥ 2.3. den te laten zakken in de motor; De auto moet horizontaal staan en de motor –...
  • Pagina 373: Olie Verversen

    OLIEPEIL VAN DE MOTOR: olie (bij)vullen, verversen (2/3) Olie verversen Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu- ment van uw auto. Inhoud bij verversen Raadpleeg het onderhoudsboekje van uw Oliepeil bijvullen en/of con- auto of neem contact op met een merkdea- troleren: let er bij het bijvullen ler.
  • Pagina 374 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: olie (bij)vullen, verversen (3/3) Overschrijding van het maximumpeil van de motorolie Het maximumpeil mag nooit worden overschreden: dit kan leiden tot schade aan de motor en het antilucht- verontreinigingssysteem. Als het peil boven het maximum is, start Laat de motor nooit in een af- de motor dan niet en roep de hulp in gesloten ruimte draaien: uit-...
  • Pagina 375: Peilen, Filters

    PEILEN, FILTERS (1/4)  Koelvloeistof van turbocompressor verbrandingsmotor 3 Controleer bij werkzaamheden (afhankelijk van het voertuig) onder de motorkap of de scha- kelaar van de ruitenwisser in Controleer het koelvloeistofpeil 1, 2 en 3 de stand uit staat. Bij een uitgeschakelde en op een horizon- Verwondingsgevaar tale ondergrond, moet het peil bij een koude motor liggen tussen de merktekens “MINI”...
  • Pagina 376 PEILEN, FILTERS (2/4) Regelmatige controle van het peil Controleer regelmatig het peil van de koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- Controleer bij werkzaamheden digen door een gebrek aan koelvloeistof). onder de motorkap of de scha- Vul uitsluitend bij met door onze technische kelaar van de ruitenwisser in dienst goedgekeurde producten die zorgen de stand uit staat.
  • Pagina 377: Remvloeistof

    PEILEN, FILTERS (3/4) Peil 4 Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt met het slijten van de remblokken, maar het mag nooit beneden het “MINI"-merkteken komen. Als u zelf de slijtage van de schijf en trom- mel wilt controleren, vraagt u de brochure met uitleg over de controlemethode op bij het netwerk of de website van de fabrikant.
  • Pagina 378: Filters

    PEILEN, FILTERS (4/4) Filters Vloeistof Product voor ruitensproeiers. Gebruik ‘s win- Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- ters een antivriesmiddel. Gebruik producten rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van die erkend zijn door een merkdealer. het onderhoudsprogramma van uw auto. Opmerking: gebruik geen zuiver water Interval voor het vervangen van de fil- (risico op beschadiging van de aanzuig-...
  • Pagina 379: Bandenspanningen

    BANDENSPANNINGEN (1/2) Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Bij een te lage bandenspanning (lekken, te lage bandenspanning enz.) verschijnt het  waarschuwingslampje op het instru- mentenpaneel. ➥ 2.38. Sticker A B: bandenmaat van uw auto. C: voorziene rijsnelheid. Open het portier om het te lezen. D: bandenspanning voor.
  • Pagina 380 BANDENSPANNINGEN (2/2) De veiligheid van de banden en de mon- tagevoorschriften van de ketting: voor in- formatie over het onderhoud en, afhankelijk van de uitvoering van de auto, het gebruik van sneeuwkettingen. ➥ 5.12. Voor uw veiligheid en voor de naleving van de geldende we- tgeving.
  • Pagina 381: Accu

    12 V-ACCU (1/2) Afhankelijk van de auto, controleert een systeem continu de capaciteit van de accu. Als deze afneemt, verschijnt het bericht “Spaarstand accu” op het instrumenten- paneel, gevolgd door “Accu zwak start de motor”. In dit geval start u de motor en ver- dwijnt de boodschap op het instrumentenpa- neel.
  • Pagina 382 12 V-ACCU (2/2) Teneinde uw veiligheid en een goede werking van de elektri- sche uitrustingen van de auto te waarborgen (lampen, ruiten- wisser, rembekrachtiging), moet elk on- derhoud aan de accu (demontering, los- koppeling...) verplicht worden uitgevoerd door een gespecialiseerd vakman. De accu 1 bevindt zich in de bagageruimte Sticker A van het voertuig (afhankelijk van het voer-...
  • Pagina 383: 12 V-Hulpaccu

    12 V-HULPACCU Teneinde uw veiligheid en een Afhankelijk van het voertuig zit er een hul- Sticker A goede werking van de elektri- paccu 1 onder de passagiersstoel voorin in sche uitrustingen van de auto Het label A zit op de accu 1: een specifiek compartiment;...
  • Pagina 384: 48 V-Hulpaccu

    48 V-HULPACCU Opmerking: om de prestaties en goede werking te garanderen, wordt de hulpaccu 1 tijdens het rijden volledig opgeladen, met re- gelmatige tussenpozen (ongeveer eens per twee maanden). In deze situatie kan het vermogen en/of het remmen op de motor tijdelijk wat zwakker lijken.
  • Pagina 385: Onderhoud Van De Carrosserie

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3) Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer Houd rekening met lokale voorschriften mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- inzake het wassen van een auto (bv. niet op Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de openbare weg).
  • Pagina 386 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3) Wat u niet moet doen De auto wassen in felle zon of als het vriest. Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder Ontvetten of reinigen met ze eerst met water los te weken. behulp van een hoge- drukreiniger of sproeipro- De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan ducten die niet door onze...
  • Pagina 387: Bijzonderheid Van Auto's Met Matte Lak

    ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3) Bijzonderheid van auto’s met Rijden door een wasstraat Reinigen van de koplampen, matte lak de opname-elementen en de Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug camera’s in de ruststand. ➥ 1.109. Controleer de be- Voor dit type lak moeten bepaalde voor- vestiging van de uitrusting aan de buiten- zorgsmaatregelen worden genomen.
  • Pagina 388: Onderhoud Van De Binnenbekleding

    ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- mometer, enz.) Stofzuig het textiel regelmatig. den.
  • Pagina 389 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Plaats geen voorwerpen zoals deodorant, aangebrachte afneembare parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze uitrusting kunnen de bekleding van het dashboard aantasten. Als u afneembare uitrusting moet verwijde- ren om het interieur schoon te maken (bij- voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat u ze correct en aan de goede kant terug-...
  • Pagina 390 4.24...
  • Pagina 391 Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band, reservewiel ..............Pompset voor de banden .
  • Pagina 392: Lekke Band, Reservewiel

    LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/3) In geval van een lekke band Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Afhankelijk van het model bevat de auto: Bij een te lage bandenspanning (lekken, te – een bandenpompset ➥ 5.5 onder de lage bandenspanning enz.) verschijnt het ...
  • Pagina 393: Bijzonderheid Van E-Tech Hybride Versie

    LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/3) Bijzonderheid van E-Tech Auto met een controlesysteem voor ban- denspanning hybride versie Bij een te lage bandenspanning (lekken, te Afhankelijk van het model bevat de auto: lage bandenspanning enz.) verschijnt het  – een bandenpompset D ➥ 5.5 onder de mat in de bagageruimte 1;...
  • Pagina 394 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (3/3) Laat het reservewiel regelma- tig door uw dealer controle- ren. Na verloop van tijd kan het door veroudering onbruikbaar worden. Auto met een reservewiel dat afwijkt van de andere vier wielen: – Monteer nooit meer dan één reserve- wiel op een auto.
  • Pagina 395: Pompset Voor De Banden

    POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
  • Pagina 396 POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3) Draaiende motor, parkeerrem aangetrok- Als na 15 minuten de minimum spanning ken: van de band van 1,8 bar nog niet is be- – Ontkoppel alle accessoires die eerder reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga waren aangesloten op de accessoireaa- niet rijden, maar neem contact op met nsluitingen van het voertuig;...
  • Pagina 397: Voorzorgsmaatregel Bij Het Gebruik Van De Set

    POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3) – Start meteen en rijd met een snelheid van tussen de 20 en 60 km/u om het product gelijkmatig in de band te verdelen; stop na een afstand van 3 kilometer en con- troleer de spanning. –...
  • Pagina 398: Gereedschap

    GEREEDSCHAP Wielboutgeleider 3 Voor het loszetten van het laatste stuk of het vastzetten van het eerste stuk van de wiel- bouten. Sleepoog 4 ➥ 5.34 Wielmoersleutel 5 Hiermee draait u de wielbouten en het sleepoog 5 los en zet u deze weer vast. Hendel 6 Hiermee kunt u het sleepoog los- of vast- draaien 4.
  • Pagina 399 WIELDOP - WIEL Verwijder de wieldop (indien van toepas- sing). Steek het haakje van de wieldopsleutel 1 (opgeborgen bij het gereedschap) in de daarvoor bestemde opening dichtbij het ven- tiel 2. Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem ten opzichte van ventiel 2.
  • Pagina 400: Verwisselen Van Een Wiel

    VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Auto met krik en wielmoersleutel Start het krikken handmatig, met de steun- plaat van de krik 6 in de iets ingesprongen Verwijder de wieldop (indien van toepas- gleuf onder de auto, tussen de twee inkepin- sing).
  • Pagina 401 VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Auto met waarschuwing bij verlies van Draai de wielbouten geheel los en neem het bandenspanning wiel van de naaf. Plaats het reservewiel op de naaf en draai Bij een te lage bandenspanning (lekken, te het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten lage bandenspanning enz.) verschijnt het ...
  • Pagina 402: Banden (Veiligheid, Wielen, Wintergebruik)

    BANDEN (1/3) Bandenspanning Veiligheid van de banden - wielen De banden vormen de enige verbinding Houd u aan de bandenspanningen (inclusief tussen de auto en het wegdek, het is daarom het reservewiel), controleer de bandenspan- van het grootste belang dat zij in goede staat ningen ten minste eenmaal per maand en verkeren.
  • Pagina 403: Het Kruisen Van De Wielen

    BANDEN (2/3) Vervangen van de banden Auto met waarschuwing bij verlies van Controleer de spanning bij koude banden, bandenspanning houd geen rekening met een hogere waarde bij warm weer of na een snel gereden rit. Bij een te lage bandenspanning (lekken, te Indien u de bandenspanning niet bij koude lage bandenspanning enz.) verschijnt het ...
  • Pagina 404: De Banden In De Winter

    BANDEN (3/3) De banden in de winter Winterbanden Voor een optimale grip van uw auto raden Sneeuwkettingen wij u aan deze banden op alle vier wielen te monteren. Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond de voorwielen worden gelegd. Let op: deze banden hebben soms een pijl met de draairichting en een indicatie van de Als een te grote bandenmaat is gemonteerd, maximumsnelheid die lager kan liggen dan...
  • Pagina 405: Koplampen: Vervangen Van Een Lamp

    KOPLAMPEN: vervangen van een lamp Uw auto is uitgerust met lichten met LED. Raadpleeg een erkende dealer voor het ver- vangen ervan. LED-markeringslichten/ rijverlichting/ Wijzig niet zelf de bedrading richtingaanwijzers 1 van de auto want door een ver- Raadpleeg een merkdealer. keerde aansluiting kan de elek- trische installatie worden be- schadigd (bedrading, organen en in het...
  • Pagina 406: Achterlichten En Markeringslichten (Lampen Vervangen)

    ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (1/2) LED-markerings-/remlicht 1 LED-richtingaanwijzers 2 Mistlampen en led- achteruitrijlichten 3 Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. 5.16...
  • Pagina 407: Derde Led-Remlicht

    ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (2/2) Derde led-remlicht 4 Led-kentekenplaatverlichting 5 LED-zijknipperlichten 6 Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. Raadpleeg een merkdealer. 5.17...
  • Pagina 408: Interieurlicht

    INTERIEURLICHT: lampen vervangen (1/2) Leeslampjes en 1, 2 en 3 Raadpleeg een merkdealer. 5.18...
  • Pagina 409: Verlichting Make-Upspiegels

    INTERIEURLICHT: lampen vervangen (2/2) Verlichting make-upspiegels 4 Verlichting bagageruimte 5 Raadpleeg een merkdealer. Maak de bagageruimteverlichting 5 los door het lipje aan de linkerkant in te drukken (met een platte schroevendraaier of iets derge- lijks). Maak de betreffende lamp vrij. Lamptype: W5W.
  • Pagina 410: Handsfree" Kaart: Batterij

    HANDSFREE KAART: batterij (1/2) De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een merkdealer, de levensduur is ongeveer twee jaar. Let op dat er geen inkt op het batterijtje zit: risico van slecht elektrisch contact. Vervangen van het batterijtje Ga bij het monteren te werk in omgekeerde Als deze vervangen moeten volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij- worden, moet u hetzelfde of...
  • Pagina 411 HANDSFREE KAART: batterij (2/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen ➥ 1.24. Voorzorgen met betrekking tot batterijen: – Houd (nieuwe of oude) bat- terijen buiten het bereik van kinderen.
  • Pagina 412: Accu: Storing

    12V-ACCU: storing (1/6) Om vonkvorming te voorkomen: Aansluiting van een acculader – Controleer of alle stroomverbruikers (bin- De acculader moet geschikt zijn voor een nenlichten enz.) zijn uitgeschakeld voor- accu met een nominale spanning van dat u de accuklemmen losmaakt of aan- 12 volt.
  • Pagina 413: Starten Met Starthulpkabels

    12V-ACCU: storing (2/6) Starten met starthulpkabels Opmerking: bij de E-Tech hybride versie is de accu niet rechtstreeks toegankelijk; u Als u voor het starten de accu van een moet de externe aansluitingen in de motor- andere auto moet gebruiken, koop dan de ruimte gebruiken.
  • Pagina 414 12V-ACCU: storing (3/6) Accu in de motorruimte De accu is niet direct toegankelijk. Gebruik de aansluiting 1 ( + ) en de aan- sluiting 2 ( – ) in de motorruimte. Til de afdekkap op 3 van de aansluiting 1 (+).
  • Pagina 415 12V-ACCU: storing (4/6) Start de motor van de hulpauto en laat deze met een gemiddeld toerental draaien. Als de motor van uw voertuig niet onmid- dellijk start, zet u het contact af en wacht u enkele seconden voordat u de handeling herhaalt.
  • Pagina 416 12V-ACCU: storing (5/6) Accu in de bagageruimte Gebruik de aansluiting 6 (–) en de aanslui- (E-Tech hybride versie) ting 7 (+) in de motorruimte. De accu is niet direct toegankelijk. Til de afdekkap op 8 van de aansluiting 7 (+). U moet de externe aansluitingen gebruiken.
  • Pagina 417 12V-ACCU: storing (6/6) Start de motor van de hulpauto en laat deze met een gemiddeld toerental draaien. Als de motor van uw voertuig niet onmid- dellijk start, zet u het contact af en wacht u enkele seconden voordat u de handeling herhaalt.
  • Pagina 418 ACCESSOIRES Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon- tact niet overschrijdt ➥...
  • Pagina 419: Zekeringen

    ZEKERINGEN (1/3) Zekeringenkastjes Zekeringen in het interieur B Maak de zekering los met behulp van het tangetje 4 op de zekeringenplaat. De zekeringen bevinden zich achter een Controleer de staat van de zekeringen als klepje 2 in het handschoenenkastje 3. Trek niet aan het onderdeel 5 (risico van de- een elektrisch apparaat niet werkt.
  • Pagina 420: Bestemming Van De Zekeringen

    ZEKERINGEN (2/3) Bestemming van de zekeringen (de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af) Symbool Bestemming Ruitensproeierpomp (afhankelijk van het voertuig) Achterruitwisser î Multimedia-accessoireaansluiting Æ Aanstekeraansluiting Ý Aansluiting trekhaak Raadpleeg de sticker met de verklaring van de zekeringen in de opbergruimte.
  • Pagina 421 ZEKERINGEN (3/3) Zekeringen in de motorruimte C Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan Bepaalde functies worden beschermd door nog warm zijn. Bovendien zekeringen in de motorruimte in huis C. kan de ventilateurmotor on- Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- verwacht gaan draaien.
  • Pagina 422: Ruitenwisserbladen: Vervanging

    RUITENWISSERBLADEN: vervanging (1/2) Ruitenwisserbladen voorruit 2 Bij het monteren vervangen Om het ruitenwisserblad 2 terug te plaats- Zet de ruitenwissers in de onderhouds- ten, klemt u deze in de houder in de arm 3 standB voordat u ze vervangt. tot u een klik hoort. Controleer of het blad goed is vergrendeld.
  • Pagina 423: Ruitenwisserblad Achter

    RUITENWISSERBLADEN: vervanging (2/2) Bij het monteren Monteer het ruitenwisserblad in omgekee- rde volgorde van losmaken. Controleer of het blad goed is vergrendeld. – Controleer als het vriest, voordat u wegrijdt, of de ruiten- wisserbladen niet aan de ruit zijn vastgevroren. De wisser- motor kan hierdoor te warm worden.
  • Pagina 424 SLEPEN: pech (1/4) Plaats vóór u gaat slepen de versnellings- – zet bij auto’s met een automatische ver- bak altijd in de stand Neutraal (stand N bij snellingsbak, de versnellingshendel in auto's uitgerust met een automatische trans- stand N ➥ 2.13: de stuurkolom wordt dan missie), ontgrendel de stuurkolom en zet ontgrendeld en de parkeerrem komt vrij;...
  • Pagina 425: Slepen Van Een Voertuig Met Een Automatische Transmissie

    SLEPEN: pech (2/4) Slepen van een voertuig met een automatische transmissie Vervoer de auto op een plateau of sleep hem met beide voorwielen van de grond. Behalve bij deE-Tech hybride versie, is het ook mogelijk om het voertuig te slepen met alle vier de wielen op de grond, uitsluitend in de vooruitversnelling, met de versnellings- bak in neutraalstand N en over een afstand...
  • Pagina 426: Toegang Tot De Sleeppunten

    SLEPEN: pech (3/4) Gebruik uitsluitend de sleepogen 4 (voor- aan) en 8 (achteraan) (nooit de aandrijfassen of enig ander deel van de auto). Deze sleeppunten mogen alleen voor slepen worden gebruikt. Ze mogen nooit worden gebruikt om de auto direct of indirect op te tillen. Toegang tot de sleeppunten Sleepoog voor B Afhankelijk van de auto opent u de klep 6...
  • Pagina 427 SLEPEN: pech (4/4) Zorg ervoor dat het sleepoog correct met bouten is beves- tigd. Risico om het gesleepte object te verliezen. Sleeppunt achter Druk op de zone 10 en houdt deze zone in- – Gebruik een starre sleep- gedrukt terwijl u aan de zone 7 trekt om de stang.
  • Pagina 428: Storingen

    STORINGEN (1/6) Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De kaart kan geen portieren ontgrendelen Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto of vergrendelen. vergrendelen/ontgrendelen en starten ➥ 1.24 en/of ➥ 2.3. Gebruik van apparaten die op dezelfde Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik frequentie als de card werken (mobiele te-...
  • Pagina 429 STORINGEN (2/6) U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De controlelampjes op het instrumentenpa- Accuklemmen niet goed vastgezet, Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxideerd. neel gaan zwakker of niet branden, de start- los of geoxideerd. motor draait niet. Accu ontladen of defect.
  • Pagina 430 STORINGEN (3/6) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. Witte rook uit de uitlaat. Dit is meestal geen defect. Afhankelijk van Laat het toerental zakken en vermijd plots ac- de weersomstandigheden (koud, voch- celereren, zodat de rook geleidelijk verdwijnt.
  • Pagina 431 STORINGEN (4/6) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen te draaien. Probleem met de elektrische bekrachti- Raadpleeg een merkdealer.
  • Pagina 432 STORINGEN (5/6) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen. ➥ 5.29. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect.
  • Pagina 433 STORINGEN (6/6) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Condens in de koplampen of achterlich- Condens is een normaal verschijnsel dat ten. door variaties in temperatuur en vochtig- heid kan worden veroorzaakt. In dat geval verdwijnen de sporen geleide- lijk aan als de lichten branden. Het waarschuwingslampje van het niet Een voorwerp tussen de vloer en de stoel Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voo-...
  • Pagina 434 5.44...
  • Pagina 435 Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatje ............... Technische informatie voor de hulpdiensten .
  • Pagina 436: Identificatieplaatjes Auto

    IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa). moeten bij eventuele klachten en bij het 5 MTR (Maximaal toegelaten trein- bestellen van onderdelen altijd worden massa: auto met aanhanger). vermeld. 6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras.
  • Pagina 437: Technische Informatie Voor De Hulpdiensten

    TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN De QR-code op het label A geeft hulpverle- ners via een tablet of smartphone direct toe- gang tot de technische voertuiginformatie die ze nodig hebben bij een ongeval. Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht- baar is, zowel op de voorruit als de achter- ruit.
  • Pagina 438 MOTOR-ID De motoridentificatiegegevens in zone A moeten bij correspondentie en bij het be- stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Serienummer van de motor.
  • Pagina 439: Afmetingen

    AFMETINGEN (in meters) 0,925 2,665 0,915 1,575 à 1,595  4,505 1,620* à 1,650*** 1,575 à 1,605 1,826** * Onbelast ** 2,083 met achteruitkijkspiegels open 1,843 met achteruitkijkspiegels weggeklapt *** Leeg, voertuig met starre antenne...
  • Pagina 440: Motorgegevens

    MOTORGEGEVENS (1/3) Uitvoeringen 1.2 TCe 1.3 TCe E-TECH hybrid Type van de motor H5F Turbo H5H Turbo H5F Turbo (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1 199 1 330 1 199 Soort brandstof Benzine Octaangetal U moet ongelode benzine gebruiken met het met octaangehalte zoals staat aangegeven op het etiket aan de binnenkant van tankklep ➥...
  • Pagina 441 MOTORGEGEVENS (2/3) Uitvoeringen 1.2 TCe 1.3 TCe E-TECH hybrid Type van de motor H5F Turbo H5H Turbo H5F Turbo (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1 199 1 330 1 199 Brandstof die voldoet aan de Europese norm en die compati- bel is met de motoren van auto´s verkocht in Europa (neem voor Loodvrije benzine die voldoet aan de norm EN 228 bevat tot 5% ethanol.
  • Pagina 442 MOTORGEGEVENS (3/3) Uitvoeringen 1.2 TCe 1.3 TCe E-TECH hybrid Type van de motor H5F Turbo H5H Turbo H5F Turbo (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm 1 199 1 330 1 199 Bougies Gebruik uitsluitend de voor uw motor voorgeschreven bougietypen. Het type staat aangegeven op een sticker in de motorruimte, raadpleeg anders een merkdealer. Montage van een niet voorgeschreven bougietype kan tot ernstige motorschade leiden.
  • Pagina 443: Massa's

    MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Max. toegelaten massa (MMTA) Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje ➥ 6.2 Max. toegelaten treinmassa (MTR) Aanhangwagenmassa geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC Aanhangwagenmassa ongeremd*...
  • Pagina 444: Onderdelen En Reparaties

    ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
  • Pagina 445: Onderhoudscoupons

    ONDERHOUDSCOUPONS (1/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 446 ONDERHOUDSCOUPONS (2/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 447 ONDERHOUDSCOUPONS (3/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 448 ONDERHOUDSCOUPONS (4/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 449 ONDERHOUDSCOUPONS (5/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 450 ONDERHOUDSCOUPONS (6/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 451: Plaatwerkcontrole

    PLAATWERKCONTROLE (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.17...
  • Pagina 452 PLAATWERKCONTROLE (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.18...
  • Pagina 453 PLAATWERKCONTROLE (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.19...
  • Pagina 454 PLAATWERKCONTROLE (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.20...
  • Pagina 455 PLAATWERKCONTROLE (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Stempel Uit te voeren plaatwerkreparatie: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: 6.21...
  • Pagina 456 6.22...
  • Pagina 457 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/7) Afstellen .................. 1.89 – 1.90 360° camera ..............2.155 → 2.165 afstellen van de juiste zithouding ... 1.28, 1.30 – 1.31, 1.34 → 1.38, 3.30 afstellen zithouding ................. 1.100 airbag aan/uit knop van de motor ............2.3 → 2.6 activeren passagiersairbags voorin........1.63 →...
  • Pagina 458 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/7) batterijtjes ................5.20 – 5.21 bedieningselementen dakdragers ................3.45 – 3.46 stuurwiel................3.16 – 3.17 dashboard ..............0.4, 1.66 → 1.69 bedieningsorganen ............0.4, 1.66 → 1.75 detectie bestuurdersalertheid ..........2.93 – 2.94 bestuurdersondersteuning ...0.5, 2.48, 2.56 → 2.92, 2.95 → 2.128, display .............
  • Pagina 459 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/7) gereedschap ............... 5.4, 5.8 – 5.9 kaart: batterij................5.20 – 5.21 gordelspanners kaart: gebruik ................1.14 → 1.20 autogordels voorin ............1.39 → 1.44 kaartleeslampje ................ 3.22, 5.18 gordelspanners ..............1.39 → 1.45 katalysator ................2.11 – 2.12 kinderen......... 0.3, 1.48 – 1.49, 1.54 → 1.62, 3.18 – 3.19 kinderen (veiligheid) ..............
  • Pagina 460 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/7) onderhoudscoupons .............6.11 → 6.16 make-up spiegels ................3.21 onderhoudsinterval ..............1.84 – 1.85 massa’s ....................6.9 ontdooien/ontwasemen voorruit..........3.7 → 3.12 massage: stoelmassage ..............1.32 ontgrendelen van de portieren ......1.14 → 1.20, 1.24 → 1.27 massagestoel ..................1.32 ontwaseming maten ....................6.5 achterruit ................3.7 →...
  • Pagina 461 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/7) schoonmaken: radio ..................3.16 – 3.17 binnenkant auto ............... 4.22 – 4.23 regeneratief remmen ................. 2.19 schuifvloer ..................3.40 rem ..................2.25 – 2.26 selecteurhendel automatische transmissie..2.13 → 2.18, 2.15 → 2.18 remvloeistof ..................4.11 signaal reservewiel ................5.2 → 5.4 licht .....................
  • Pagina 462 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/7) storingen 1.27, 1.31, 1.41, 1.70 → 1.75, 1.81, 1.87 – 1.88, 1.104, 1.111, verlichting 2.5, 2.10 – 2.12, 2.18, 2.24, 2.49 → 2.55, 2.58 – 2.59, 2.64 – 2.65, 2.70, binnenkant .............. 3.22, 5.18 – 5.19 2.90, 2.97, 2.120, 2.168, 2.187, 3.13, 3.19, 5.29 → 5.31, 5.38 → 5.43 buitenkant ..............0.2, 1.96 →...
  • Pagina 463 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (7/7) zekeringen ..............0.9, 5.29 → 5.31 zonneklep ..................3.21...
  • Pagina 466 à999100111Sú ò ê ä 37 RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com NU 1424-2 – 99 91 001 11S – 03/2022 – Edition néerlandaise...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Espace 2023Austral 2023