SNELHEIDSREGELAAR
4
5
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
– schakelaar 6 (O) of, afhankelijk van het
voertuig, 10 (O);
– het rempedaal;
– het koppelingspedaal of het in neutraal
schakelen voor auto's met automatische
transmissie.
In de drie gevallen blijft de ingestelde maxi-
mumsnelheid in het geheugen en, afhanke-
lijk van het voertuig, verschijnt het bericht "In
geheugen XXX" mph (km/h) op het instru-
mentenpaneel.
De stand-by stand wordt bevestigd door het
doven van het controlelampje
2.56
(5/6)
7
8
9
6
Opnieuw inschakelen van de gekozen
snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen. Druk op schakelaar 7 (R of, afhan-
kelijk van het voertuig, op RES) of, afhan-
kelijk van het voertuig, op 8 (RES/+) als de
rijsnelheid hoger is dan 30 km/u.
Bij het oproepen van de in het geheugen
opgeslagen snelheid wordt het inschakelen
van de regelaar bevestigd door het oplichten
van het controlelampje
.
NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
10
Druk wanneer de snelheidsregelaar op
standby is gezet op schakelaar 4 (+)
.
of, afhankelijk van het voertuig, op 8
(RES/+) om de functie weer in te scha-
kelen, ongeacht de opgeslagen snel-
heid: de actuele snelheid van het voer-
tuig wordt gebruikt.