DE MOTOR STARTEN - STOPPEN: auto met kaart (4/6)
2
Voorwaarden voor het stoppen
van de motor
De auto moet stilstaan, met de hendel in
stand P bij een auto met een automatische
transmissie.
Als de card zich in de auto bevindt, drukt u
op de knop 2: de motor stopt. De stuurko-
lom vergrendelt bij het openen van het be-
stuurdersportier of bij het vergrendelen van
de auto.
2.10
Als de kaart niet in het interieur aanwezig is
of als de kaartaccu leeg is als de auto stil-
staat en u de motor wilt uitzetten, verschijnt
het bericht "Kaart afwezig druk lang START"
op het instrumentenpaneel: druk langer dan
drie seconden op de knop 2. Als de kaart
zich niet meer in het interieur bevindt, con-
troleert u of u deze kunt ophalen voordat u
de knop ingedrukt houdt. Zonder de kaart
kunt u de auto niet opnieuw starten.
Als de motor is gestopt, blijven de op dat
moment ingeschakelde accessoires (radio,
enz.) ongeveer 10 minuten werken.
Als het bestuurdersportier geopend wordt,
schakelen de accessoires uit.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
zijn er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzienin-
gen, zoals airbags en gordelspanners,
niet meer.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Controleer, als u de auto ver-
laat en vooral als u de kaart bij
u hebt, of de motor volledig is
uitgeschakeld.