SNELHEIDSBEGRENZER
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het "zware punt")
Gedurende het overschrijden knippert de
maximumsnelheid op het instrumentenpa-
neel.
Laat daarna het gaspedaal los: de snel-
heidsbegrenzer komt weer in werking zodra
u langzamer rijdt dan de in het geheugen op-
geslagen snelheid.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Als u van een steile helling af rijdt, kan het
systeem de limietsnelheid niet aanhouden:
de snelheid die in het geheugen is opgesla-
gen, knippert op het instrumentenpaneel en,
al naar gelang de auto, is regelmatig een
geluidssignaal te horen om u hiervan op de
hoogte te stellen.
2.50
(4/5)
4
7
6
5
Onderbreken van de functie
Druk op om de functie van de snelheidsbe-
grenzer te onderbreken op schakelaar 6 (O)
of, afhankelijk van het voertuig, 10 (0). In
dat geval blijft de ingestelde maximumsnel-
heid in het geheugen en, afhankelijk van het
voertuig, verschijnt het bericht "In geheugen
XXX" mph (km/h) op het instrumentenpa-
neel, samen met de opgeslagen snelheid.
8
9
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Een opgeslagen snelheid wordt opgeroepen
door te drukken op schakelaar 7 (R of, af-
hankelijk van het voertuig, RES) of, afhan-
kelijk van het voertuig, 8 (RES/+).
Druk wanneer de begrenzer is opge-
schort op schakelaar 4 (+) of, afhanke-
lijk van het voertuig op 8 (RES/+) om de
functie weer te activeren, ongeacht de
snelheid die in het geheugen is opgesla-
gen: de actuele snelheid van het voer-
tuig wordt gebruikt.
10