PORTIEREN EN ACHTERKLEP VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN
Controlelampje van de
portiervergrendeling
(afhankelijk van de auto)
Als het contact is ingeschakeld, gaat het
controlelampje boven de schakelaar 5 bran-
den en informeert u over de status van de
portieren en de achterklep:
– lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
– lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren vergrendelt, blijft het con-
trolelampje branden en dooft daarna.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
1.14
Vergrendelen van de portieren
zonder kaart of sleutel
Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de
kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz.
Druk met de motor uit en een portier of de
achterklep geopend, langer dan vijf secon-
den op de schakelaar 5.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
De auto kan alleen van buitenaf worden ont-
grendeld als de kaart zich in de toegangs-
zone van de auto bevindt, of met behulp van
de sleutel.
Laat nooit een sleutel of kaart
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
(3/3)