BANDENSPANNINGEN
A
Sticker A
Open het bestuurdersportier om deze te
lezen. De bandenspanning dient bij koude
banden te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
4.14
(1/2)
De aanwezigheid en de plaats van de infor-
matie op de sticker zijn afhankelijk van de
auto.
B: bandenmaat van de auto.
C: voorziene rijsnelheid.
D: bandenspanning van de voorwielen.
E: bandenspanning van de achterwielen.
F: bandenmaat van het reservewiel.
G: bandenspanning van het reservewiel.
Veiligheid van de banden en gebruik
van sneeuwkettingen: zie de paragraaf
"Banden" in hoofdstuk 5 voor onderhoud en
mogelijk gebruik van sneeuwkettingen, af-
hankelijk van de uitvoering.
Opmerking voor maximaal
beladen auto's (maximaal
toegestane totaalgewicht) met
een aanhangwagen: de maxi-
mumsnelheid is beperkt tot 100 km/u en
de bandenspanning moet worden ver-
hoogd met 0,2 bar.
Raadpleeg voor de massa's paragraaf
"Massa's" in hoofdstuk 6.
Kans op klapband.