SNELHEIDSREGELAAR
12
11
Inschakelen
Druk op schakelaar 1 of afhankelijk van het
voertuig, op schakelaar 2, of 3 aan de
zijde.
Het waarschuwingslampje 11 licht groen op
en, afhankelijk van het voertuig, verschijnt
het bericht "Regelaar Ingeschakeld" op het
instrumentenpaneel met streepjes om aan
te geven dat de snelheidsregelaar werkt en
wacht tot er een snelheid wordt opgeslagen.
2.54
(3/6)
4
5
Instellen van de snelheid
Druk bij een constante snelheid vanaf on-
geveer 30 km/u op schakelaar 4 (+) of, af-
hankelijk van het voertuig op 9 (SET/-): de
functie wordt ingeschakeld en de actuele
snelheid wordt opgeslagen.
De ingestelde snelheid vervangt de streep-
jes en de instelling wordt (afhankelijk van
het voertuig) bevestigd doordat het bericht
"Regelaar XXX" mph (km/h) verschijnt, het
waarschuwingslampje 11
en het waarschuwingslampje 12
branden.
groen oplicht
gaat
8
9